Op een speelplaats van een school kan je heel veel mooie dingen beleven: lachende jongeren, een verlegen iemand die toch probeert om zijn/haar verliefdheid te uiten, … Af en toe is er ook wel eens geruzie. Zo hoorde ik een paar weken terug een laatstejaarsleerlinge klagen over haar vriendje. “Die zal nu nooit eens uit zichzelf zeggen dat hij me graag ziet”, was ze aan het klagen tegen een medeleerlinge. Die bekeek haar even en zei: “Jij gaat toch niet komen klagen zeker, die ziet je graag, dat zie je toch zo. Wat doet hij niet allemaal voor je? Je hebt zelfs een sleutel van zijn appartement gekregen.” Ik moest aan dit gesprekje denken toen ik het evangelie van vandaag las. Het is een stukje evangelie waarin Matteüs een intiem gesprekje weergeeft tussen Jezus en zijn leerlingen. De eerste vraag van Jezus is vrij eenvoudig: Hij vraagt wat de andere mensen denken. En de leerlingen kunnen opsommen … De tweede vraag is lastiger omdat het een persoonlijke vraag is. Dit is niet meer vrijblijvend. Het is een belangrijke vraag, zeker voor christenen. Is Christus voor ons meer dan een goede mens, een profeet misschien zelfs? Want ook voor de moslims is Jezus een profeet, voor christenen zal het dus iets meer moeten zijn. Maar het antwoord dat Petrus formuleert en dat door Jezus impliciet als juist wordt gezien, komt dan weer niet van hem zelf. Waarom zegt Jezus zo iets? Vindt Hij Petrus te dom om tot zo’n antwoord te komen? Ik denk het niet. Ik denk dat de evangelist vooral wil zeggen dat de belijdenis dat Jezus de Messias is een belijdenis is die je alleen kan uitspreken als je gelooft. Geloven heeft veel dimensies: uiteraard moet je als mens op een bepaald moment een beslissing nemen en de spreekwoordelijke sprong maken maar het is en blijft ook een geschenk. Als wij vandaag Jezus als Messias belijden, dan mogen we daar dus dankbaar om zijn. Maar geloven vraagt dus ook een sprong. Het is niet zo dat we feiten kunnen opsommen waardoor je bijna niet anders kan dan geloven. Geloven moet het niet hebben van godsbewijzen, want zelfs het beste godsbewijs is maar een vermoeden dat God er is en bestaat. Als wij zeker zijn van ons geloof, dan kan dat dus nooit betekenen dat er keiharde bewijzen zijn, het betekent enkel dat we de sprong gemaakt hebben. En zo’n sprong durf je alleen maar te maken als je leeft vanuit een diep geloof. En het is net om dat geloof dat Petrus vandaag felicitaties krijgt.

Is dat geloof van Petrus dan zo super? Ja en neen. Neen, want Petrus is een mens als u en ik, die als het er echt op aankomt, wel eens twijfelt, wel eens durft te ontkennen dat hij Jezus kent. Ja, hij gelooft en dat is niet altijd zo evident, ook toen niet. Het was eenvoudiger om gewoon jood te blijven, dan kreeg je zeker geen problemen. Hij heeft een tijdje gedacht dat te moeten doen, maar opeens is hij de dingen anders gaan zien en is zijn geloof verrezen. Pas als dat gebeurd is, kan Petrus echt de rots worden waarop de kerk kan gebouwd worden. Zo is het ook in ons leven. Wij kunnen maar levende stenen worden van die kerkgemeenschap als wij de geloofssprong durven maken en er geleidelijk aan in groeien om als gelovige te leven. Dat betekent dat steeds meer vertrouwen en geloof het haalt van angst en twijfel. Dat is uiteraard een levenslang groeiproces en op het ene moment lukt het al wat beter dan op een ander moment, dat is het leven. We mogen echter nooit uit het oog verliezen dat ons geloof het antwoord is op een geloof van God in ons. Door te zeggen dat Petrus de rots is waarop Hij zijn kerk wil bouwen en door hem de sleutels te geven, toont Jezus een zeer groot vertrouwen in Petrus. We kunnen er over discussiëren of Petrus hier gewoon staat voor de mens of dat het wel degelijk om de figuur van Petrus gaat, vast staat dat een mens hier van Jezus te horen krijgt dat Hij in hem gelooft. Ik ben geneigd om Petrus hier te zien als prototype van de gelovige mens en dus in deze tekst te lezen dat Jezus heel veel vertrouwen heeft in de mens. In die zin meen ik te lezen dat Jezus de sleutels van het rijk Gods in mensenhanden legt, net als de macht om te binden en te ontbinden. Daar spreekt een heel groot vertrouwen uit, je geeft je sleutels niet zomaar aan iemand, je geeft ze aan iemand die je zo vertrouwt, dat je je leven er zou aan toevertrouwen. Dat geloof en vertrouwen in Petrus is voor Jezus net al zo’n grote sprong als voor ons. Ook Hij is er niet zeker van dat Petrus de man zal zijn waar Hij zijn geloof moet aan schenken.  Misschien heeft Jezus er af en toe ook wel eens spijt van dat Hij zoveel in mensenhanden gelegd heeft, maar de liefde verdraagt dat, zeker de goddelijke liefde.

Deze tekst wordt in de Kerk ook gebruikt om het pausschap te funderen. Wie ben ik om iets tegen het pausschap te hebben? Maar als enkel deze tekst het pausschap kan verantwoorden, dan is het toch wel zeer mager. Ik denk dat de Kerk zich daar op glad ijs begeeft. Als men echt zo aan de tekst vasthoudt, dan moet men ook beseffen dat die eerste paus een gehuwd man was. Je kan niet het ene aspect van de tekst bijna als dogma gaan beschouwen, maar de context niet omdat dat nu toevallig niet in je kraam past. Het is het een of het ander …