Een Kerk die niet dient, dient tot niets!

Witte donderdag 2013 1 Kor 11, 23-26

Joh 13, 1-15

 

Een Kerk die niet dient, dient tot niets!

 

Beste vrienden,

 

Voor de inleiding van mijn preek ontleen ik vandaag mijn woorden aan iemand waar ik grote bewondering voor heb. Ik bedoel de Franse Bisschop Jacques Gaillot, die in 1995 in aanvaring kwam met Rome, uit zijn ambt werd gezet, en dan Bisschop werd benoemd van het in de vijfde eeuw teloor gegane Bisdom Partenia in Algerije. Bisschop Gaillot vond en vindt zichzelf nooit te goed om met alle mensen te praten, ook met diegenen die door de maatschappij en door de kerkelijke overheid eerder veracht of toch minstens met een scheef oog worden bekeken. Deze Bisschop heeft voor zichzelf ooit zeer overtuigend vastgesteld: Een Kerk die niet dient, dient tot niets!

Het is een meer dan provocerende uitspraak die hij daar aan ons richt. Even provocerend als de houding van Jezus toen Hij op de vooravond van het Paasmaal met zijn leerlingen in Jeruzalem bijeen kwam. En dat niet alleen omdat Hij uit dat avondmaal iets heel anders heeft gemaakt dan gebruikelijk was. Jezus heeft die avond een nieuw verbond gesloten, het bezegeld met de tekenen van brood en wijn en met de woorden van de consecratie zoals ze ons werden overgeleverd. Uit de daaruit voortkomende opdracht: “Doe dit tot mijn gedachtenis”, is dat verbond, dat in elke Eucharistieviering terug wordt vernieuwd, pas ontstaan. Jezus is op dat ogenblik telkens weer levend aanwezig in ons midden. Dat is één zaak.

Op die bewuste avond gebeurde er echter nog iets. Iets wat op het eerste ogenblik onbegrijpelijk leek en voor de leerlingen ook zeer moeilijk te verdragen was. Jezus, hun Rabbi en meester, de Messias en zoon van God, waste de voeten van zijn leerlingen. In die tijd was dat het werk van slaven en lagere dienaars omdat voorname mensen zichzelf een dergelijk “vuil werk” niet wilden aandoen. In opdracht van de heer des huizes wasten de slaven, het uitschot, de laagst geplaatsten in de maatschappij, de voeten van de gasten. Men lag namelijk aan tafel met sandalen of gewoon blootsvoets, zodat, uit eerbied voor het reukorgaan van de gasten, het wassen van de voeten noodzakelijk was. Tenslotte wilde toch niemand eten met de stoffige ongewassen voeten van zijn buur vlak bij zijn neus. Dat Jezus deze dienst aan zijn leerlingen verrichtte was een totale omwenteling van zowel de toenmalige als van de huidige maatschappelijke regels: Jezus keerde hiermee namelijk de bestaande machtsverhoudingen gewoon om.

Het is een ongelooflijke provocatie – niet alleen voor de leerlingen, maar ook voor ons. Wanneer we onze blik even op onze eigen kerkelijkheid richten, dan moeten we ons, met Jezus handeling in het achterhoofd, toch vandaag ook nog de vraag stellen of onze Kerk, en daarmee verbonden ook ons eigen kerk zijn, nog wel genoeg dienende trekken heeft, en of die voor de anderen ook nog zichtbaar zijn. Als er over “Kerk” gesproken wordt horen we toch zo dikwijls het verwijt dat het bij de “Kerksen” toch maar alleen om eigen zelfverwezenlijking gaat, om de vervulling van persoonlijke ijdelheid en om een zekere “schijn”-heiligheid, die er dan uit bestaat dat de mensen wel naar de kerk gaan en de diensten bijwonen, maar dat er daarvan in hun eigen levenspatroon, in de omgang met elkaar en met de anderen, niets te zien is.

Dit verwijt treft niet alleen diegenen die van ambtswege tot de kerkelijke hiërarchie behoren – dat zou te eenvoudig zijn. Het is een verwijt dat ieder van ons onder ogen moet zien omdat ons eigen christelijk getuigenis van alle dag soms maar moeilijk met het beeld van een dienende Kerk in verbinding kan worden gebracht. Met dat feit staan we gelukkig niet alleen. Als we even naar het evangelie van vandaag kijken, dan zien we dat we ons in goed gezelschap bevinden. Ook Petrus heeft het ongelooflijk moeilijk en zegt: “Dat is toch onmogelijk, nooit zult Gij mijn voeten wassen”. En Jezus? Na aanvankelijk begrip voor Petrus en voor zij herhaalde uitspraak dat hij het niet zal toelaten dat Jezus hem de voeten zou wassen, zet Jezus hem voor het blok door te zeggen: “ als gij uw voeten niet door mij laat wassen, hoort ge ook niet meer bij mij”.

Duidelijker kan Jezus toch echt niet meer aantonen hoe zeer de dienstbaarheid Hem ter harte gaat. Het gaat hier niet om een onbelangrijke bijkomstigheid van zijn boodschap van Liefde, maar Hij wil de mensen met zijn tedere en noodzakelijke dienst raken. Wast elkaars voeten” betekent voor mij echter ook: “vermijd het om elkaar gedurig verwijten naar het hoofd te slingeren” – want dat doen we nog veel liever en dat heeft ook onze Kerk in haar geschiedenis altijd veel liever gedaan.

De meester als dienaar: dat is toch een heel ander beeld van heerschappij; het is een beeld van dienende liefde. Uit Christelijk oogpunt kan er geen heerschappij zonder dienstbaarheid en zonder de moed tot dienstbaarheid bestaan. En dat geldt voor iedereen in de Kerk. Elkaar de voeten wassen betekent figuurlijk niets anders dan elkaar zo te dienen dat het leven van ieder individu in de gemeenschap van Jezus Christus kan lukken. Een Kerk die niet dient, dient tot niets!

Jezus heeft gekozen voor het ongewone, voor de slavendienst. Hij heeft niet gehandeld volgens het principe: “de ene hand wast de andere”. Neen, dienende liefde weegt niet af. Dienende liefde laat het ongewone gebeuren en laat zich verwennen – om zichzelf dan onbaatzuchtig weg te geven. Ik ben ervan overtuigd dat Eucharistie en voetwassing samen horen. Het zijn twee brandpunten van dezelfde bevrijdende boodschap van Jezus – zijn nalatenschap aan ons: “Ik heb jullie een voorbeeld gegeven opdat ge ook zo zoudt handelen zoals ik gehandeld heb.” en “Doe dit tot mijn gedachtenis”. Alleen op die manier is Christus levend onder ons.

Wanneer we vandaag Witte Donderdag vieren, dan leggen we heel bewust de nadruk op beide tekenen. De voetwassing en de Eucharistie. Beide tekenen wijzen ons er nadrukkelijk op dat we als Kerk alleen maar toekomst hebben wanneer we met elkaar gemeenschap vormen en als gemeenschap ook bereid zijn om verantwoordelijkheid voor elkaar op te nemen en , indien nodig, ook het vuile werk zelf op te knappen. Daartoe is behoedzaamheid en oplettendheid; moed en bemoediging voor elkaar van groot belang, om faalangst te vermijden en nieuwe gewoonten in de geest van Jezus in te voeren.

bv: De laatsten op de beste plaatsen, de bescheidenen in het midden van de belangstelling, de kleinen vooraan, de sterken onderaan waar ze veel kunnen torsen en dragen. Wie alleen star aan zijn recht vasthoudt, die zal zijn recht misschien wel krijgen, maar die raakt het hart van de mensen niet.

 

Wanneer we dus niet alleen van een levende kerk willen dromen, maar ze ook willen realiseren, dan is dat niet mogelijk zonder die gewijzigde samenhorigheid. Want de Kerk van de toekomst, zoals Jezus ze wil, moet een dienende Kerk zijn. Anders schiet ze niet alleen in haar opdracht te kort, maar dan kan ze ook de mensen niet voor haar winnen. Laat ons dus een Kerk zijn waarin niet alleen Jezus' geest levend is, maar waarin HIJ, Jezus Christus zelf, ook voelbaar aanwezig is – in het breken van het brood en in de liefde voor de mensen. “Doe dit tot mijn gedachtenis” en “Handelt zoals ik gehandeld heb”. Amen.