Vasten (C)

Dagelijks worden wij in het nieuws met rampen geconfronteerd: oorlog in Afrika, natuurrampen in Aziƫ... We vinden dit alles verschrikkelijk en we vragen ons af: hoe kan God dat toelaten? Wie heeft daar schuld aan? Een mens kan zichzelf lijden aandoen: een kettingroker loopt de kans om ziek te worden; iemand die veel drinkt kan een leverziekte krijgen. Er is ook veel lijden dat mensen elkaar aandoen: een lastige baas kan je een maagzweer bezorgen; lastige buren kunnen je zenuwziek maken en zelfs kan iemand de nagel van je doodskist worden. Maar is er niet enorm veel verdriet dat wij niet kunnen verklaren? Hoe reageer je daarop? Zo gebeurde het ook in de tijd van Jezus dat de toren van Siloam instortte: 18 doden. Pilatus liet een groep pelgrims uit Galilea in de tempel vermoorden, zo maar. Was dat geen straf van God voor hun zonden? Ook nu gebeuren er gelijkaardige feiten en stellen de mensen dezelfde vragen. Duizenden mensen kwamen om bij een aardbeving in Japan, een groep Palestijnen werd, tijdens hun gebed in de moskee, zo maar doodgeschoten. Wie was de schuld ervan? Zou Jezus niet hetzelfde antwoord geven: 'Denken jullie dat de slachtoffers van de aardbeving of die biddende Palestijnen grotere zondaars waren dan de andere Japanners, dan de andere bidders?'

Na 2000 jaar christendom is een zekere superstitie nog niet uitgeroeid, namelijk de mentaliteit van een straffende God. God gebruikt geen natuurrampen of oorlogen als straf- of vergeldingsmaatregelen. God is geen politieagent in de zin van: God ziet mij, hier vloekt men niet! Het is zeker niet zo dat God hier op aarde aan brave mensen beloningen uitdeelt, zoals gezondheid, succes, voorspoed, en aan anderen de sancties van ziekte en ongeluk. God misbruikt de angst van de mensen niet om hen klein te krijgen.
Het is erger dat men soms hoort zeggen: God straft hen die Hij liefheeft. Neen, God wil niet dat mensen lijden en Hij stuurt ons geen lijden. Waar mensen lijden, daar lijdt God mee. In de eerste lezing hoorden we heel duidelijk: "Ik heb het lijden van mijn volk gezien; Ik daal af om hen te bevrijden." God wil de niet de dood van mensen, Hij wil dat wij gelukkig zijn.

Toch kunnen ziekte en tegenslag voor ons een alarmsignaal zijn om ons te bekeren, om anders te gaan leven. Misschien kunnen tegenslag en lijden ons helpen om een meer nuchtere kijk te krijgen op de werkelijkheid. We kunnen zo het wezenlijke in ons leven ontdekken en veel dingen leren relativeren. Iemand die dicht bij de dood is geweest denkt vaak heel anders over het leven.

Daarom vertelde Jezus de parabel van de vijgenboom. Hij maakt ons duidelijk dat God een geduldige God is. Schijnbaar zijn alle zorgen aan hem besteed verloren moeite en toch is hij voor God geen hopeloos geval, Hij zegt niet: hak die boom om, maar: spit de grond nog eens goed om en draag bijzondere zorg voor hem. God kan wachten.

Deze vastentijd is voor ons een tijd, een kans tot bekering. Je echt bekeren is een levenswerk. Probeer een vruchtdragende boom te zijn in Gods wijngaard. Zoek niet naar de oorzaken van tegenspoed, geef geen schuld aan anderen, maar steek je hand in eigen boezem. We weten wat bekeren wil zeggen: keer je naar de hongerigen, laaf de dorstigen, wees de sukkelaars nabij, bevrijd de gevangenen, troost de bedroefden. Begin nu en wacht niet tot morgen.