Onze eigen moedertaal

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

'Wij horen hen spreken in onze eigen moedertaal;' Dat brengt het wonder van Pinksteren met zich mee. Twee ervaringen die we allemaal wel herkennen.
Een moeder - het kan ook een vader zijn - is bezig met haar kind, een pasgeboren baby nog. Het kind spartelt en piept wat. En de moeder reageert daarop met 'ahh' en 'ooh'. Een taalspel dat voorafgaat aan alle talen. Iedereen begrijpt dat taalspel, nog voordat je iets van taal weet. Het is de taal van het leven. De taal van het directe contact. Het is de enige, echte moedertaal, of als je wilt: vadertaal

Een tweede ervaring: de viering van de Eerste Communie viel eens samen met Moederdag. Na de viering waren er rozen, voor iedere moeder één. Trots mochten de kinderen die geven. Een van de moeders wilde haar blijde verrassing in dank omzetten en haar zoontje een zoen geven, maar hij trok zich van haar los en riep: 'Nee, nee, niet hier!' Want groot zijn en flink, dat is de boodschap die zijn omgeving uitzendt en zoenen hoort bij kinderen. En als je het anders doet, dan ben je niet normaal, althans niet in de ogen van de jongen en zijn leeftijdgenoten.
'Normaal' is - helaas - dat we niet te dicht bij elkaar komen, dat we elkaar niet te lang aankijken, elkaar niet aanraken. Het wordt zo gauw verkeerd begrepen en uitgelegd. Dan reageren we, zo jong als we zijn, verbaasd, verlegen, afhoudend. Normaal is: flink zijn en dat betekent: jezelf niet blootgeven, je niet laten kennen, niet geholpen willen worden en niet zomaar gaan helpen.
Hoe komt het toch, dat we al op jonge leeftijd die 'moedertaal' van het directe contact afleren? Pinksteren kun je zien als een pleidooi en een steun in de rug om ons te herinneren, dat wij mens geworden zijn met een moedertaal die ons lang voordat wij woorden en zinnen gingen begrijpen, geleerd is en waarin wij ons veilig voelden. Een taal zonder angst en beven, een taal die je spontaan kent en die je fijn vindt. Maar deze taal lijkt in onze wereld niet normaal. En toch probeert de kerk die taal vandaag te spreken. Onze eigen moedertaal, die ons, zo verschillend als we zijn, toch één maakt, tot gelijken van elkaar. Of we een grote portemonnee hebben of een kleine, of we werk hebben of geen, of we jong zijn of oud, of we chagrijnig zijn of een zondagskind. Dat is een wonder! Ieder blijft zichzelf en toch vormen we een eenheid en begrijpen we wat hier gebeurt.
Door die woorden en gebaren groeien mensen juist. Zó groeien gezinnen, zó ook die grote gemeenschap die wij hier samen vormen.
Ik wil u herinneren aan het feest dat de joden lang vóór Christus vierden, en waarin ook zij herdachten dat ze hun oorspronkelijke moedertaal van God hebben ontvangen: de Tien Geboden. Ze vertellen dit verhaal:

Mozes verkeerde met God op de berg, in grote intimiteit. Daar leerde re Oneindige hem met groot geduld de taal van het leven, Gods eigen taal, samengevat in Tien Gouden Regels. En toen Mozes afdaalde van de berg, straalde hij van top tot teen. Hij stond in vuur en vlam! En iedere keer, wanneer de joden de oorspronkelijke taal van de Tien Geboden vergaten, traden er mensen op, die in vuur en vlam stonden en die probeerden hun die taal opnieuw te Ieren.

Om die vurigheid van onze oorsprong te behouden bidden we op deze dag. We willen opnieuw de taal van het begin, onze moedertaal, Ieren spreken en verstaan. Dit is het verhaal van Pinksteren: twaalf mannen, die zich hun oorsprong herinneren en in vuur en vlam raken. En iedereen mag het weten, dat goede nieuws: wat goed dat je er bent, dat je leeft, je bent mooi zoals je bent... of hoe je dat in je moedertaal ook zeggen kunt.