Lucas eindigt zijn evangelie met een mooie blije boodschap. “Jezus werd ten hemel opgenomen. Zijn leerlingen aanbaden hem en keerden met grote blijdschap naar Jeruzalem terug. Zij hielden zich voortdurend op in de tempel en zij verheerlijkten God” (Lc. 24,51-53).
Veel blijdschap is er niet in deze maanden. De spanningen door de oorlog in Oekraïne nemen dag aan dag toe. We hebben al zoveel beelden gezien van lijden. Ook Jeruzalem, waar de leerlingen naar terugkeerden, is evenmin de stad van vrede die ze volgens de bijbel zou moeten zijn.
De apostelen keerden naar Jeruzalem terug en begonnen daar aan hun pinsternoveen. Wij zijn elk jaar uitgenodigd om daarbij aan te sluiten.
Bidden voor de eenheid
Het evangelie van deze zevende paaszondag geeft meteen aan waarvoor wij moeten bidden en werken. Het gebed van Jezus is indringend. Hij bidt voor de eenheid onder zijn leerlingen en voor hen die door hun woord in Jezus zullen geloven.
Wij hebben al vaak gezongen: “Mogen allen één zijn Vader, zoals Gij in Mij zijt en Ik in U ben, mogen zij ook één zijn in ons, opdat de wereld gelove in Mij!” (ZJ 373), We beluisteren de bede van Jezus en nemen dit gebed over, ook al verloopt het oecumenisch werk moeizaam. In deze periode na de Russische inval in Oekraïne heeft de oecumene het moeilijk, zeer moeilijk.
In 1948 werd de Wereldraad van Kerken opgericht. 150 kerken en kerkelijk gemeenschappen verklaarden toen dat oorlog niet volgens de wil van God is. Ze wilden bijdragen tot vrede. De rooms-katholieke kerk die geen lid is van de Wereldraad, maar er goede banden mee heeft, behartigt evenzeer deze wil tot vrede. Paus Franciscus heeft tijdens deze crisis al herhaaldelijk beklemtoond dat God een God van vrede is. Hij blijft oproepen om zinloos bloed vergieten te beëindigen.
Zoeken naar vrede
De Russisch orthodoxe kerk maakt deel uit van de Wereldraad van Kerken. Noch Rome noch de andere kerken zijn er in geslaagd om patriarch Kyrill te betrekken in het zoeken naar vrede. Hij heeft zich zelfs niet ingezet om een paasbestand te bekomen. Kerken en religies staan niet in dienst van de oorlog, maar van de vrede.
Het gebed om eenheid geldt eveneens in onze kerk, waar groepen ook wel naast of tegen elkaar in werken. Op bepaalde sites staat men ver af van het ideaal van de jonge kerk in Jeruzalem (Hand. 2, 43-47) en klinkt er soms meer haat en afkeer dan liefde en begrip.
Een Jezusgebed
De ziener van de Apocalyps, auteur van het Boek van de Openbaring, heeft de verschrikkingen gezien van oorlog en vervolging. Toch kan hij uiteindelijk een blijde boodschap verkondigen. Hij vertrouwt erop dat God de Alfa en de Omega is (Apok, 22,13), “God staat aan het begin en Hij komt aan het einde. Zijn woord is van het zijnde oorsprong en doel en zin” (ZJ 541). Hij geeft ons een kort gebed mee in deze pinksternoveen, dat wij als een Jezusgebed kunnen meenemen en bidden: “Ja, ik kom spoedig. Amen. Kom, Heer Jezus” (Apok. 22,20).
De eerste martelaar
Maar deze zondag confronteert ons met de tegenkanting, die de jonge kerk in Jeruzalem al vroeg heeft ondervonden. In de eerste lezing van de zevende paaszondag, die zoals op alle paaszondagen ontleend is aan de Handelingen van de Apostelen, komt Stefanus ons nabij. Het is vroeger dan verwacht. In de Handelingen komt het verhaal van Stefanus en van zijn marteldood na het Pinksterfeest. Lucas wijdt in de Handelingen twee hoofdstukken aan deze diepgelovige man, die vervuld was van de Heilige Geest (Hand. 6 en 7).
Wij krijgen het verhaal enkele dagen na Hemelvaart. Stefanus bevestigt immers met zijn visioen dat Jezus verrezen is en bij de Vader verheerlijkt. Stefanus ziet de hemel open en de mensenzoon staande aan Gods rechterhand. Het zijn de woorden uit ons Credo: “Ik geloof in Jezus Christus, de derde dag verrezen uit de doden, die opgevaren is ten hemel en zit aan de rechterhand van God, zijn almachtige Vader.”
Maar zijn tegenstanders hebben er geen oor naar. Ze stenigen Stefanus en brengen hem ter dood. Hij is de eerste martelaar. In zijn sterven gelijkt hij op Christus. Hij bidt tot hem en neemt zijn houding over. Zoals Jezus, sterft hij in overgave en met een verzoend hart: “Heer Jezus, ontvang mijn geest.” “Heer, reken hun deze zonde niet aan.”
Toebehoren aan Christus, voor hem kiezen kan de weg inluiden van het lijden. De Kerk gedenkt elk jaar de heilige Stefanus de dag na Kerstdag. Na het witte gewaad van de kerstdag komt de dag daarop het rode gewaad van het bloed.
“De heilige Stephanus spreekt tot ons vooral over de gekruisigde en verrezen Christus, die het middelpunt is van de geschiedenis en van ons leven. We verstaan dat het kruis in het leven van de Kerk en ook in ons persoonlijk leven steeds een centrale plaats inneemt. In de geschiedenis van de Kerk zal het lijden en de vervolging nooit ontbreken” (Catechese van paus Benedictus XVI, 10 jan. 2007).
Veel christenen zijn Stefanus gevolgd in zijn vertrouwen dat de Heer ons opwacht bij ons heengaan. “Ik sterf niet, ik ga het leven binnen”, met deze woorden nam Teresia van Lisieux afscheid.
Jacques Fesch, een wegens moord ter dood veroordeelde Fransman stierf in 1954 aan de guillotine. Hij was 29 jaar en had tijdens zijn gevangenschap een spirituele weg aflegt. De nacht voor zijn executie schreef hij in zijn boek: “Binnen vijf uur zal ik Jezus zien!”
Oecumene van het bloed
Doorheen de ganse kerkgeschiedenis zijn christenen omwille van hun trouw aan Jezus vervolgd, gevangen genomen, gefolterd en gedood. Er is de oecumene van het bloed.
Kerk in Nood, voorheen Oostpriesterhulp, in 1947 opgericht door pater Werenfried van Straaten (1913-2003), de spekpater, organiseert hulpacties voor vervolgde christenen.
En dan is er nog een ruimere verbondenheid, deze met mensen die omwille van hun overtuiging en hun inzet voor gerechtigheid, vrede en waarheid vervolgd worden.