Een ander zal je omgorden (2010)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 121 niet laden

* Twee topapostelen beheersen naast Jezus het verhaal (Joh 21,1-19). Na Jezus' opstanding gaan zeven leerlingen weer vissen. Op Petrus' initiatief en op eigen kracht. Volgens hun ervaring was hiervoor de nacht opportuun. Maar nacht is beeld van Gods afwezigheid in contrast met Jezus, het ware Licht. Bij het krieken van de dag is het Johannes die het eerst in een strandjutter Jezus herkent. Op zijn woord "Het is de Heer" omgordt Petrus zich zijn overkleed om vlug naar Christus toe te zwemmen. Zij zijn de twee apostelen die ook bij zonsopgang bij Jezus' lege graf waren gekomen: Johannes toen ook het eerst, die Petrus voorrang gaf om binnen te gaan (Joh 20, 4-6).

* Na het verrassende ontbijt vraagt Jezus nu aan Petrus tot driemaal toe naar zijn liefde voor Hem: het herstel na zijn driedubbele verloochening. Op het laatste avondmaal had Petrus gevraagd: "Heer, waar gaat Gij heen ?" waarop Jezus antwoordde: "Waar Ik heenga kan jij Me nu niet volgen, later wel" (Joh 13,36). En Petrus weer: "Mijn leven zal ik voor U geven". Doch eerst moest hij nog de diepte van eigen zwakheid ervaren om sterk te zijn met het voedsel dat de Heer hem nu gaf. Pas nu kan Petrus herderen in Jezus' naam. "De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen" (Joh 10,11). Zo Jezus, zo ook Petrus. Nu is dit '...later wel' aangebroken: "... Een ander zal je omgorden... Volg Mij".  De wegen van het duo, gaan nu uiteen: Petrus weet dat hij met zijn dood de Heer zal verheerlijken en opnieuw voor Johannes in het graf zal dalen, maar nu zijn eigen graf.

1. Het martelaarschap in de eerste eeuwen was de roem van de jonge Kerk.

- De triomf van het leven over de dood stond centraal in de verkondiging van de jonge Kerk. In de tweede lezing hoorden we de zegepraal van de Lam, dat staande sterft, de verrezen Heer (Openb 5,11-14). In de eerste lezing hoorden we hoe Petrus namens de apostelengroep onverschrokken het woord neemt voor de Hoge Raad, en hoe de apostelen na hun arrestatie en hun geseling, en ondanks het verbod nog verder te prediken in Jezus' naam, het sanhedrin weer verlieten verheugd waardig bevonden te worden smaad te lijden omwille van Jezus' naam (Hand. 5, 27-41).  De schrik die hen eerst had bevangen en had doen vluchten, was nu geweken voor blijde getuigeniskracht. Een nieuw inzicht had veld gewonnen. De droom van de gelijkvormigheid aan Christus maakte het martelaarschap tot het belangrijkste ideaal van het christen zijn. Daarin gaven zij hun leven voor Christus en de Kerk. Deze nieuwe wijsheid verwoordde Paulus als volgt: "Ik had mij voorgenomen u geen enkele wetenschap te brengen dan die van Jezus Christus en zijn  kruis" (1 Kor. 2,2).

- Zo wordt de marteldood van de H. Stefanus beschreven als een kopie van Jezus' veroordeling en sterven. Die droom van gelijkvormigheid aan Christus schittert in de hunker naar de marteldood bij de H. Ignatius van Antiochië. Hij was naar Rome gevoerd om er in het pasgebouwde Colosseum verslonden te worden door tijgers en leeuwen: "Ik ben tarwe van God en door de tanden van de beesten word ik gemalen, opdat ik zuiver brood van Christus zal blijken te zijn". Hij zag het martelaarschap als een genade en een Godsgeschenk. Sinds dien staat het martelaarschap als model van heiligheid, omdat juist daarin de navolging van Christus het radicaalst en als pure logica tot uitdrukking komt. De Kerk is een Kerk van martelaren geworden. Martelaarschap is de normale toestand van de Kerk. Twintig eeuwen lang. Zonder martelaren is de Kerk de Kerk niet meer.

2. Hier kantelt alle eigenwaan en prestige voor het besef van Gods kracht.

- In het heidens denken was en is de martelaar de mislukkeling, hij die door zwakheid verliest. De  geseculariseerde wereld houdt ons in de waan dat slechts waarde heeft wat de mens op eigen kracht zichtbaar realiseert. Dan halen prestatiedrang en zelfbevestiging het van liefde, vergeving en verborgen dienstbetoon. Ook wij dachten gemakkelijk dat onze kerk bloeide wanneer we naar menselijke maatstaven en vanuit mensenkracht sterk meenden te zijn. In die machtskerk hebben we een triomfantelijk en onbedreigd maar in wezen een burgerlijk katholicisme gekend. We leefden overtuigd van een vals begrip van sterkte. In zijn boek "Herinnering en Identiteit" schreef Paus Johannes-Paulus II hoe een Vlaamse priester hem ooit zei: "Het communisme is voor u en zegen geweest. Uw theologie werd daardoor meer dan een theologie, het werd de theologie van het getuigenis, van het martelaarschap. Wij in het Westen zouden die beproeving niet doorstaan hebben". Intussen heeft ons al te gemakkelijk katholicisme de deur geopend voor het secularisme.

- Het evangelie biedt ons een totaal nieuw begrip van kracht: de kracht van God die zich ontplooit niet ondanks maar juist door en in onze zwakheid: "Mijn genade is u genoeg; de kracht wordt pas in zwakheid ten volle openbaar" (2 Kor 12,9).  En dat werpt een nieuw licht op de aanpak van onze pastoraal. Bouwen op eigen kracht gaat gepaard met de droom van een aards Messianisme. Dit leidt tot mislukking. Petrus' gedachtegoed was in het begin hiervan het levend bewijs. De visvangst na de opstanding werd een wondervol succes toen Petrus op het woord van de Heer de netten opnieuw had uitgeworpen. De toekomst van de Kerk ligt in haar dringende uitzuivering, in haar bidden, in de gehoorzaamheid aan Jezus' woord, haar ontvankelijkheid voor de Geest, en haar levensgetuigenis door het mondaine denken miskend: "Want los van Mij kunt ge niets" (Joh 15,5).