Vrede zij u... (Tweede Zondag van Pasen 2013 C)

Homilie: Vrede zij u…

Eigenlijk doet de bijnaam ‘ongelovige’ onrecht aan de apostel Thomas. Hij geloofde weldegelijk in Jezus en had zich zelfs als enige onomwonden bereid verklaard met Hem te sterven toen Jezus aankondigde naar Jeruzalem te gaan. Een tocht waarvan hij, net als Petrus, aanvoelde dat die op een ramp zou uitlopen. Petrus probeerde Jezus daarom ervan af te houden naar Jeruzalem te gaan, Thomas verklaarde zich onomwonden bereid met Hem te sterven.

Hij leefde welleswaar nog, maar Jezus, die had de dood, de dood aan het kruis ondergaan. Dat had hij, vanaf een veilige afstand, met eigen ogen gezien. Daarvan was hij ooggetuige geweest. Slechts een ogenblik had hij zich uit de groep van de andere volgelingen van Jezus en de ooggetuigen van zijn dood, die uit angst alle deuren gesloten hielden, losgemaakt en nu beweerden zij ‘wij hebben de Heer gezien’.

De reactie van Thomas laat dan ook niets aan duidelijkheid te wensen over: ‘zolang ik in zijn handen niet het teken van de nagelen zie en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken en mijn hand in zijn zijde leggen, zal ik zeker niet geloven’. Thomas heeft er geen behoefte aan om illusies achterna te jagen, hij wil niet geloven in een dagdroom, maar in een concrete mens en concrete mensen hebben wonden of dragen littekens. Het is niet zozeer een gebrek aan geloof in Jezus als persoon, maar de onvrede met de harde werkelijkheid dat deze Jezus als misdadiger veroordeeld en ter dood gebracht is waarmee Thomas worstelt.

En dan, een week later, ontmoet hij de verrezen Jezus mèt zijn wonden: en met die ontmoeting raken we aan de kern van ons geloof. Voor de oude Grieken waren de goden mooie wezens, met prachtige lichamen. Voor de boeddhisten is Boeddha het symbool van rust, zoals hij glimlachend in de lotushouding wordt afgebeeld. Voor de moslims is Allah een onoverwinnelijke strijder. Maar Jezus, onze Jezus, wordt niet afgebeeld als een atletisch figuur, niet in een rusthouding, niet als een koning die na een verloren slag alsnog de oorlog wint, maar de verrezen Christus verschijnt aan zijn apostelen en wordt door ons afgebeeld als de gekruisigde met zijn wonden. Na zijn opstading uit de dood mogen zij en kunnen wij vrede hebben met de harde werkelijkheid van zijn lijden en sterven, want Hij leeft!

Het eerste wat de verrezen Heer dan ook tegen zijn apostelen zegt is: ‘Vrede zij u’. En de vrede die Hij hen toewenst is zoveel meer dan de afwezigheid van het zinloze geweld dat Hij zelf moest ondergaan. Vrede is de afwezigheid van iedere vorm van onvrede in het leven van een mens. En dat zijn er nogal wat. Als u alleen al eens bij uzelf nagaat waaraan u zich allemaal ergert, waar u onvrede mee hebt omdat iets u echt stoort aan of in een ander of omdat u het gevoel of de zekerheid hebt dat u onrecht is aangedaan…

De vrede die Jezus zijn apostelen en ook ons toewenst is echter niet iets passiefs, iets wat je overkomt, maar een gave en een opgave tegelijk. De gave van de H. Geest die de toegang opent tot die innerlijke vrede in het diepst van een mensenhart. Een gave die ook wij allemaal ontvangen hebben in ons Doopsel en ons Vormsel. Een gave die alle deuren kan openen die wij soms zo angstvallig gesloten houden. Wanneer die deur van ons hart geopend wordt, zien we achter die deur geen gave mens, maar één met wonden en littekens, net zoals de gekruisigde.

Om met Hem te verrijzen en hier en nu al echt te leven zullen wij ons bereid moeten tonen te delen in zijn zending, ‘zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u’. En dat is een opgave, want die zending is geen andere dan de vergeving. De verrezen Heer pakt de onvrede van Thomas, maar ook onze onvrede, de onvrede van iedere mens aan bij de bron. Iedere vorm van onvrede met de soms harde werkelijkheid waarin wij leven, maar ook met het onrecht dat ons wordt aangedaan, wordt veroorzaakt door ons onvermogen of onze onwil om te vergeven.

Ook wij zijn maar gewoon door onrecht gewond geraakte en door het leven getekende mensen. Maar, als gedoopte en gevormde volgelingen van de gekruisigde en verrezen Heer, mogen en kunnen wij, zoals Thomas, vooral getekend worden door de vergevingsgezinde vrede van Christus. Hij is onze levende Heer en onze God, die ook voor ons gekruisigd, gestorven en verrezen is opdat wij echt leren leven en vergeven in zijn naam. Ook tot ons zegt Hij daarom vandaag: ‘Vrede zij u!’