Een geest van mededogen die bidden doet (1998)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

DE CHAUFFEUR EN DE RABBI


De Palestijnse chauffeur begon de rondtour door Israël met een standaard mopje. In gebroken Engels voert hij een rabbi op en een chauffeur. Ze komen beiden in de hemel aan. De chauffeur krijgt een ereplaats aan het raam. De rabbi moet wachten. Hij protesteert maar God zegt onverbiddelijk: "Met al jouw preken heb je niet één mens tot Mij laten bidden, maar als die chauffeur aan het rijden was riepen tientallen passagiers mij hartstochtelijk aan!"
Wat brengt ons tot bidden? De angst in een vliegtuig of aan een ziekbed? Oorlogsdreiging? Dat hoor je vaak. "Wacht maar tot er oorlog komt, dan leren ze weer bidden...!"
Er zal wel iets in zitten. In het dagelijkse leven koesteren we doorgaans de wankele illusie dat we ons bestaan begrijpen en in de hand hebben. Maar allerlei gebeurtenissen kunnen ons eraan herinneren dat we de touwtjes helemaal niet zelf in handen hebben. We beheersen bijna niets en we weten bijna niets. Ziekte, dood en oorlogsdreiging laten je voelen hoe afhankelijk je bent. Dan kan er een besef groeien voor een macht die ons te boven gaat. Misschien is het daarom dat ouderen meer religieuze gevoelens hebben dan jongeren; ze weten zich kwetsbaarder. "Wacht maar tot er oorlog komt, dan lopen de kerken weer vol!"

NOOD LEERT BIDDEN (AF)

Maar ik hoor ook: "Sinds de dood van mijn man kan ik niet meer bidden..." Het lijden kan ons het zicht op God benemen. De tweede wereldoorlog en het lijden van zes miljoen joden hebben bij velen elk vertrouwen in God weggenomen. Ik weet dus niet of het waar is, dat nood leert bidden.
Ruim 300 jaar voor Christus schrijft Zacharia zijn soms wat bizarre dromen op. We lazen eruit in de eerste lezing. Zacharia droomt over zijn stad Jeruzalem; dat ze omsingelt is door vijandelijke legers. Een door God gestuurde redder wordt door zijn eigen mensen vermoord. De situatie lijkt reddeloos verloren. De bewoners zitten genadeloos in de val. In een belegerde stad is niet te ontkomen aan epidemieën en voedseltekort. Mensen worden beesten; ze staan elkaar naar het leven. Kannibalisme neemt de stad in zijn greep. In zo'n stad heeft Zacharia zijn nachtmerrie.
Het kan Srebrenica zijn of Kosovo, het kan Angola zijn, Soedan of een afgeslacht dorpje in Algerije, het kunnen de kinderen van Tsjernobyl zijn, bewoners in Eritrea; het was Dachau en Buchenwald. Die situaties waarin mensen oog in oog staan met het kwaad, waarin ze in de hel kijken en Gods totale afwezigheid ervaren.

GOD WORDT GEBOREN IN MEDEDOGEN

De visionair Zacharia zoekt een lichtpuntje in de ellende. In wat cryptische beelden beschrijft hij hoe er tenslotte een verbroedering zal zijn waarin alle volkeren een goddelijk geluk ten deel valt. Zijn hoop op God ontleent hij niet aan gebeurtenissen op aarde. Zijn hoop wordt niet gevoed door het handelen van koningen, kooplieden of priesters. Maar het zal God zelf zijn die niet te stuiten is.
In die lezing van Zacharia stond één zin die bij mij is blijven haken, een wereld-zin: "Over het huis van David zal ik een Geest van mededogen uitstorten die hen tot bidden brengt...!" Niet angst brengt tot bidden maar mededogen. In de meest onmenselijk, godvergeten situaties kan God verschijnen in het mededogen van mensen. In uitzichtloze ellende kan er ineens een mens zijn van wie het hart beroerd wordt door het lot van een ander. Ineens is het niet meer ieder voor zich, maar springt een goddelijke vonk over. In het verbeten vechtende beest wordt een geest van mededogen breed en er ontstaat een gebed. Misschien is het wel hetzelfde: mededogen en bidden.
Daarmee is het mysterie van God niet verklaard. Zijn afwezigheid maakt het leven tot een hel. Maar een uitweg is er ook. Mededogen. Daarin gloort het begin van God.

LEVEN-REDDENDE TRAAN

De rabbijn Abraham Soetendorp wordt in 1943 in Amsterdam geboren. Bij de burgerlijke stand probeert men zijn vader nog over te halen om zijn zoon een andere naam te geven dan "Shalom Awraham", want "een jodennaam is veel te gevaarlijk". Maar zijn vader wil niet wijken. Op zekere dag valt de Gestapo het huis binnen. De leider kijkt naar het kind in de wieg en zegt: "Jammer dat hij jood is..." Maar de vader roept trots uit: "Gelukkig is hij jood, want wat er ook gebeurt, een moordenaarszoon zal hij nooit worden!" De leider slaat vader en moeder in het gezicht, maar er springt een traan in zijn oog en hij verlaat het huis. Jaren later vertelt men nog: "Die traan heeft ons het leven gered." Dat is mededogen. Een geest van mededogen die bidden doet, die het begin is van Gods nabijheid, een klein en wankel maar hoopvol begin.

DE KONING EN HET KIND

Lieve kinderen. Er was eens een oude koning die nors en somber was geworden. Als er een minister riep "Koning, ik heb een prachtig wit paard gekocht...", dan zei de koning schouderophalend, "Wat doet het er toe, we gaan toch allemaal dood." Op zekere dag toen de koning weer in droeve gedachten verzonken door het park wandelde, zat daar een kindje te huilen. "Waarom huil je?", vroeg de koning. "De boom is omgewaaid en de kruin is op mijn hondje gevallen, en nou zit Blekkie gevangen in de takken. Je moet me helpen, anders gaat ie dood...!" "Ach", zei de koning hoofdschuddend, "we gaan allemaal dood" en hij wilde verderlopen. Toen werd het kind woedend. Hij ging voor de koning staan met fonkelende ogen en riep: "Je moet me helpen", hij stampte op de grond van woede en er sprongen tranen uit zijn ogen, "anders gaat Blekkie dood." Ineens gebeurde er iets in het hart van de koning. Tranen kwamen ook de koning in de ogen. En samen met het kind begon hij de takken weg te scheuren, tak na tak, totdat Blekkie bevrijd was en het kind dansend met de hond uit het park verdween. Veel later vroegen de mensen wel eens hoe het kwam dat de koning zo veranderd was. Dan zei hij tegen zijn vrienden: "Een kind heeft mij zacht gemaakt met het geloof dat het onmogelijke mogelijk wordt." Dat is bidden.