Stoet en tegenstoet

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Als je door Galilea reist, moet je heel attent zijn. Anders zie je Naïn niet liggen. Zo klein is die plek. Toch gebeurt daar vandaag iets zeer groots. Twee stoeten ontmoeten er elkaar. De ene stoet gaat de stad uit, de andere de stad in. Het heeft iets weg van een betoging en een tegenbetoging. Hoewel... hier komen geen politiemensen aan te pas. Er is wel veel volk. Niet veel lawaai. Daarvoor is de inzet te serieus. Het is een ontmoeting van leven en dood. Het is verrijzenistaal. Stil en sterk.

Een weduwe heeft een zoon. Of liever: ze had een zoon, want haar zoon wordt uitgedragen. Zij is dus een vrouw zonder toekomst. God lijkt afwezig in haar dode bestaan. De dood gaat uit. Zo zou je het kunnen zeggen. Het dorp gaat uit. Het verliest zijn naam, want Naïn betekent de lieflijke. De lieflijkheid is weg. Het dorp is nu leeg van leven. Het heeft geen moederbinding meer. Maar zie, er is een tweede stoet. Die stoet is op weg naar Jeruzalem, naar de stad van de vrede, de stad van het leven. Jezus is de voorganger van deze tweede stoet. Hij zegt en biedt leven aan. Met Hem is toekomst verzekerd. Hij zal het kind aan de moeder teruggeven. Hij verzekert rouwende mensen dat God borg staat voor leven dat steeds herbegint, voor toekomst die steeds opengaat. De gang van Gods volk is niet ten dode.

Jezus zegt dat met een gebaar. Hij raakt de lijkbaar aan. Met dat gebaar zegt Hij zeer veel. Door die aanraking is Jezus immers meteen onrein. Hij overtreedt echter dit taboe: geen enkele wet mag Hem verhinderen een zoon terug te geven aan zijn moeder. Niets mag Hem in de weg staan om mensen op te wekken en op te roepen ‘ten leven'. Hij gaat zijn weg. Met velen wil Hij aankomen in Jeruzalem. De weduwe en de zoon mogen nu hun droeve stoet ontbinden. Ze mogen binnentreden in de stoet die het leven viert. Het rouwen is niet voorgoed. Daarom zegt Jezus: ‘Jongeling, ik zegje, sta op.' Dat is het geëigende woord voor de opstanding. Het is verrijzenistaal.

Het wordt allemaal een smal gebeuren indien dit alles enkel te maken heeft met de opwekking van één jongen uit Naïn. Dit verhaal gaat over de opwekking van Israël. Het gaat om de vraag of en hoe Naïn opnieuw lieflijk kan worden. Het gaat om de vraag hoe Gods schijnbare afwezigheid voor Israël kan verkeren in aanwezigheid. Gods bruid mag niet in wanhoop en troosteloosheid ten ondergaan. Gods bruid gelooft ten onrechte dat ze een levende weduwe is. Zie, ze mag weer opstaan en opgaan. Daarvoor moet ze dan wel inzien dat haar onzalige taboewetten geen leven bieden. Integendeel. Daarmee blijft immers de dood in het dorp. Daarmee is er geen leven meer na het rouwen. Daarmee vestigt een mens zich voorgoed in de schaduw van de dood. En leert hij zijn lijkgeur te koesteren.

Daar is het Lucas om te doen. In de gave van Jezus biedt God een unieke levenskans. Eigenlijk is dit een indringende preek voor de vele ontmoedigde christenen die vandaag zo graag klaagliederen zingen. We hebben grotelijks ongelijk als we menen dat we tot niets anders in staat zijn dan tot het redden van de oude meubelen. We kunnen heus nog iets meer dan de fatale schade beperken.

We mogen her-leven.