6e zondag door het jaar C

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Al heel lang spreken we over 'de acht zaligheden'. En dan bedoel ik niet die acht dorpen in de Kempen, waarvan de namen allemaal op '-sel' eindigen, en die oorspronkelijk 'de acht seligheden' werden genoemd, wat later verbasterd is tot 'de acht zaligheden'.

De acht zaligheden in de Bijbel zijn te vinden in het evangelie volgens Matteüs, waar hij vertelt hoe Jezus - in de zogeheten bergrede - mensen, groepen mensen zalig prijst. Acht maal zegt Hij: 'Zalig zijn zij die...'.

Wat zich bij Matteüs afspeelt op de berg, speelt zich bij Lucas af op de vlakte, in het open veld; en bij Lucas zijn het geen acht, maar vier zaligsprekingen, gekoppeld aan vier zinnen die beginnen met 'Wee u, ...'.

Die verschillen laten maar weer eens zien dat de evangelisten geen exact verslag geven van wat er precies is gebeurd, en wat er toen, daar en daar, gezegd werd. Nee, ze schreven vijftig jaar nadien op wat henzelf het meest was bijgebleven, en wat zij in hun situatie belangrijk vonden om door te geven. Zij leggen dus hun eigen accenten, vanuit hun eigen situatie. En Lucas, die zelf uit de wat beter gesitueerde kringen kwam, moet hebben gezien hoe gemakkelijk rijkdom en overvloed een mens kunnen inpalmen, en hem blind kunnen maken voor de echte levenswaarden.

Veel sterker ook dan Matteüs benadrukt Lucas het verschil tussen het leven hier-en-nu en het leven later. Later zal alles goedgemaakt worden; in het hiernamaals zullen de rollen worden omgedraaid: de armen zullen worden beloond, de rijken zullen worden bestraft.

Dit denken van Lucas heeft veel troost gebracht, maar ook veel onheil gesticht. Vaak heeft onze kerk verzuimd - en ze doet dat nog wel eens - de nood te lenigen, het onrecht te bestrijden. 'Niet klagen en zeuren', zei de kerk Lucas na. 'Later komt alles in orde... later...'. En zo werd het een alibi om mensen wel eens te lang aan hun lot over te laten.

Maar dat visioen van Lucas over de hemel is velen ook tot troost geweest, en nog. Want ergens moet er toch recht worden gedaan aan rechtelozen; ooit moet het mensen wie het altijd tegenzit toch ook eens voor de wind gaan. 'Indien wij enkel voor dit leven onze hoop op Christus hebben gevestigd, zijn we de beklagenswaardigste van alle mensen', schrijft Paulus. 'Maar zo is het niet', schrijft hij. 'Christus is opgewekt uit de doden als eerst van ons allen'.

Hoe onbegrijpelijk dit mysterie ook is, eenmaal moeten toch de rekeningen vereffend worden, moeten de kinderen van Koerdistan, Ethiopië, Somalië en vult u maar aan... eenmaal moeten zij toch opgehemeld worden, en de tirannen van hun troon geschopt.

En toch mag deze gelovige troost over een hemelse toekomst geen reden zijn voor ons, rijken - want dat zijn we toch - om geen bijdrage te leveren aan een betere en gelukkigere wereld voor hen, die nu het meest noodzakelijke tekortkomen. God laat die mensen niet aan hun lot over, wat wel eens wordt gezegd, maar Hij heeft ons aan elkaar toevertrouwd, en Hij rekent op ons.

Allen die het hier nu goed getroffen hebben, en die zorg hebben besteed aan hen voor wie het leven dikwijls op een hel lijkt, zullen samen met hen een thuis vinden in de hemel. In de hemel... Jazeker, 'want als de doden niet verrijzen - schreef Paulus al - is ons geloof waardeloos'.