Totdat Hijkomt

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Ieder jaar op 11 november verzamelen zich overal in het land mensen voor de dodenherdenking. Ook in ons dorp komen we op de avond van die dag samen, op de binnenplaats van het gemeentehuis. De vlag hangt halfstok. Er klinken woorden van bezinning, en na een stille tocht worden er een krans en bloemen gelegd bij het monument van de gesneuvelden.

Die dag herdenken we vol respect hen die gestreden en ge-leden hebben, en gestorven zijn voor onze vrijheid. Het gedenken van dit verleden heeft alles te maken met heden en toekomst. Want al wat lijkt op nazidom, rassenhaat en barbaarse dwingelandij, mag nooit meer gebeuren. Daarom heeft dat herdenken van toen alles te maken met de toekomst.

Zo viert ook de kerk vanaf haar begin in wisselende vormen eucharistie. Zo herdenken we het verleden: het laatste avondmaal dat Jezus daags voor zijn lijden en sterven hield. Dat herdenken heeft ook alles te maken met de toekomst. We gedenken Jezus, opdat wij gaan doen zoals Hij. Eucharistie is terugkijken en vooruitzien. Het is zijn gave van oudsher, én opgave voor de toekomst. Wie bij Hem aan tafel gaat, moet willen meewerken aan een betere wereld, aan de komst van Gods koninkrijk.

Lucas vertelt vandaag hoe dat wel, en hoe dat niet moet. Eerst het laatste: hoe het niet moet. ‘Stuur de mensen toch weg', zeggen de twaalf tegen Jezus. ‘Het wordt al donker, en er is geen eten. Stuur hen weg, zodat ze voor zichzelf kunnen gaan zorgen, zodat ze eten en onderdak vinden'. Zo moet het dus niet: mensen wegsturen. Dat is iets wat Jezus nooit deed: mensen het zelf laten uitzoeken, hen aan hun lot overlaten, hen wegsturen. ‘Geven jullie hun maar te eten', zegt Hij heel uitdagend. En zij: ‘Maar we hebben maar twee broden en vijf vissen'. Zo moet het ook niet: denken dat wat wij hebben, te weinig is, dat je daarvan niet kunt delen. ‘Met mijn kleine beetje schiet niemand veel op.... ik geef maar niks, want het is maar een druppel op de gloeiende plaat'. Wie zo denkt, werkt niet mee aan de komst van Gods koninkrijk.

Hoe het wel moet, vertelt Lucas ook: ‘Jezus nam de broden en de vis, sloeg zijn ogen ten hemel, en bad'. Bidden voor het eten is danken voor je voedsel, is weten dat je het maar gekregen hebt. Natuurlijk, we hebben ervoor gewerkt, maar de handen en de hersens om te kunnen werken, hebben we toch ook gekregen. En dus, net als Hij, bidden en onthouden dat het gegeven is; dat het niet van ons is, niet van ons alleen; en dus willen delen. Hen die tekortkomen, niet aan hun lot overlaten, wegsturen, en tegen hen zeggen: ‘Ik heb niet genoeg om van te delen; met mijn beetje schiet niemand iets op'.

Gewoon beginnen, leert ons het evangelie, en je zult zien dat anderen volgen, en dat er dan genoeg blijkt voor iedereen. Sterker nog: er blijft nog volop over!

Dit wonder van het gedeelde brood is de droom van Jezus, die ook terugkomt in zijn testament, zijn laatste wilsbeschikking, dat laatste gebaar, het teken van die laatste avond: Dit brood en deze beker, gedeeld, ben Ik ten voeten uit, en Ik vraag jullie te doen wat Ik heb voorgedaan: je brood delen is vermenigvuldigen van geluk.