Sacramentsdag C - 2016

Zusters en broeders,

Naar iets verlangen: dat kennen we allemaal. En we zijn daar ook goed in, want we verlangen voortdurend naar allerlei totaal verschillende dingen: naar een goede gezondheid, een leuke vakantie, een zonnige dag, een zes bij de Lotto, een spannend tv-programma, geluk in de liefde, een goede gezondheid, een goed resultaat op het werk of bij de dokter, en ga zo maar door, want we schuiven van het ene verlangen in het andere. En dikwijls zijn we ontgoocheld omdat onze verlangens niet uitkomen. Dikwijls ook zijn ze zo veeleisend dat ze tot ruzie kunnen leiden, tot mislukkingen, tot scheidingen, tot ziekte, zelfs tot dood. Omdat ze veel te ver reiken, of omdat we niets doen of niets kunnen doen om ze waar te maken. En wellicht vooral omdat we dikwijls het onmogelijke verlangen.

Ook Jezus kent verlangens. Dat merken we in de eerste lezing en in het evangelie. In de eerste lezing zegt Hij woorden die we zeer goed kennen, want we horen ze in elke eucharistieviering. Bij het brood dat zijn lichaam is en bij de wijn die zijn bloed is in het nieuwe verbond, zegt Hij: ‘Doe dit tot mijn gedachtenis.’ In het evangelie willen de apostelen de duizenden mensen die naar zijn woorden zijn komen luisteren wegsturen om voedsel en onderdak te zoeken, maar Jezus zegt: ‘Geef gij hun maar te eten.’

‘Doe dit tot mijn gedachtenis’ en ‘Geef gij hun maar te eten’: dat is wat Jezus van zijn apostelen verlangt. En als Hij iets van zijn apostelen verlangt, verlangt Hij dat ook van ons. Zoals altijd moeten wij ons dus afvragen wat we doen met zijn woorden en zijn verlangens.

‘Doe dit tot mijn gedachtenis’, of ‘Blijf dit doen om Mij te gedenken’: dat horen we bij de consecratie, en dat is de kern van de Eucharistie. Het is goed dat we ons afvragen, zeker op Sacramentsdag, het hoogfeest van de heilige Eucharistie: wat is de Eucharistie voor ons? Waarom komen we naar de mis? Is het een aangename bijeenkomst waar we mensen ontmoeten die we kennen, en met wie we voor of na de mis een gezellig babbeltje kunnen doen? Zingen we misschien graag mee met het koor? Of komen we naar de mis omdat onze christelijke plicht is, en zitten we gewoon te wachten tot ze gedaan is?

Of is de mis voor ons echt een ontmoeting met Jezus die zegt: ‘Geef gij hun maar te eten’, en ‘Blijf dit doen om Mij te gedenken.’ En wat moeten we van Jezus gedenken? Dat Hij breekt en deelt. Doen wij dat ook? Breken wij ons eigenbelang om te delen met anderen? Breken wij onze onverschilligheid en voelen we mee met mensen die hongeren naar aandacht en naar hulp in nood? Geven wij onze zorg aan armen en aan zieken? Geven wij liefde en vrede zoals Jezus die geeft?

Zusters en broeders, wat doen we met de woorden en daden van Jezus? Waar staan we in het vervullen van zijn verlangens? We moeten ons dat altijd afvragen. We komen naar de heilige mis, we bidden en zingen mee, maar het mag daar niet blij blijven. Want de heilige mis, de heilige Eucharistie, is het hart zelf van ons christen zijn. Dat is de beleving van Jezus zoals Hij zichzelf aan ons heeft gegeven, en Hij zei daarbij: ‘Blijf dit doen om Mij te gedenken.’ En Hem gedenken: dat is niet alleen voor onszelf leven. Dat is niet ons eigenbelang zodanig koesteren dat we geen oog en geen tijd meer hebben voor anderen. En dat sluit dan weer in dat we ook geen tijd meer hebben voor God en voor Jezus. Maar als dat zo is, als we dus geen tijd hebben voor God, voor Jezus en voor onze medemensen, zijn we geen christen meer.

Laten we dus niet alleen voor onszelf leven en niet alleen voor onszelf zorgen, maar ook voor anderen. Laten we doen wat God, wat Jezus van ons verlangt. ‘Geef gij hun maar te eten’, en ‘Blijf dit doen om Mij te gedenken’, zegt Jezus, en dat is breken en delen met anderen, zoals Hij zich voor ons breekt en deelt. Amen.