Hopen op eeuwig leven

God is niet verwonderd over het geloof en de liefde bij de mensen. Hij is verwonderd over de hoop. Ze is het kleine meisje tussen haar twee grote zussen: tussen het geloof en liefde. Charles Péguy heeft haar bezongen in zijn veel geprezen gedicht.

Maar wat me verwondert, zegt God, is de hoop.

Daar ben ik van ondersteboven.

Ze zien toch wat er in de wereld allemaal omgaat

en ze geloven dat het morgen allemaal omslaat.

Wat een wonder is er niet voor nodig

dat zij dat kleine hoopje hoop nooit als overbodig ervaren

maar met voorzichtige gebaren

in hun hand en in hun hart bewaren,

een vlammetje dat keer op keer weer

wankelt en dreigt neer te slaan

maar altijd weer weet op te staan,

en nooit wil doven.

Soms kan ik mijn eigen ogen niet geloven.

Geloof en liefde zijn als vrouwen.

Hoop is een heel klein meisje van niks.

Zij stapt op tussen de twee vrouwen

en iedereen denkt: die vrouwen houden

haar bij de hand,

die wijzen de weg.

Maar daarvan heb ik meer verstand,

zegt God, ik zeg:

het is dat kleine meisje hoop

dat al wat tussen mensen leeft

hun heen en weer geloop

licht en richting geeft.

Want het is dat kleine meisje hoop

- ,je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven,

je denkt soms dat het zo onooglijk is ­

het is dat kleine meisje hoop

dat de mensen zien laat, zien soms even,

wat in het leven mogelijk is.

Het geloof, zegt God, waar ik het meest van hou,

de liefde waar ik het meest van hou, is de hoop.

Geloof, dat verwondert me niet.

Liefde, dat is geen wonder.

Maar de hoop, dat is haast niet te geloven.

Ikzelf, zegt God, ik ben er van ondersteboven.

Het vaste anker

Hoop doet leven. God voedt onze hoop. De hoop wordt aanzien als een vast anker. Ze is tevens een stuwkracht. Ze duwt ons verder. Ze is present in onze geloofsbelijdenis. Want we spreken daarin ons vertrouwen uit in de toekomst. We geloven in en hopen op het eeuwig leven.

Het is God die deze toekomst schenkt. “Het geloof is de vaste grond van wat we hopen” (Hebr. 11,1) Deze krachtige zin staar in de brief aan de Hebreeën, gericht tot christenen in beproeving. Ze vinden steun in mensen die vanuit hun geloof en hoop opgetrokken zijn. Ze vertrokken vanuit hun tenten naar een stad met fundamenten, door God ontworpen en gebouwd (Hebr. 11,11).

“Het christelijke Credo - de belijdenis van ons geloof in God de Vader, de Zoon en de heilige Geest en in zijn scheppend, verlossend en heiligmakend handelen - vindt zijn hoogtepunt in de verkondiging van de verrijzenis van de doden aan het eind der tijden, en in het eeuwig leven” (KKK 988).

“Wij geloven vast, en wij hopen ook, dat zoals Christus waarlijk verrezen is uit de doden en voor altijd leeft, ook de rechtvaardigen na hun dood voor altijd met de verrezen Christus zullen leven en dat Hij hen zal doen opstaan op de laatste dag. (Joh. 6,39-40). Evenals zijn eigen verrijzenis zal onze verrijzenis het werk zijn van de allerheiligste Drie-eenheid” (KKK 989).

De drie lezingen van deze zondag in november reiken elk een hint om te hopen. Ze spreken van een toekomst over de dood heen.

Een moeder met zeven kinderen

Het boek van de Makkabeeën bevat de belijdenis van een Joodse familie met zeven kinderen. De beulen staan klaar om de derde van een groot gezin in zijn ledematen te verminken en te doden en deze verklaart: “Uit de hemel heb ik ze gekregen, omwille van Gods voorschriften doe ik er afstand van, en van hem hoop ik ze weer te krijgen” (2 Mak. 7,11). Ook zijn broer, het vierde slachtoffer, deelt deze overtuiging. “De dood door mensenhanden wordt begerenswaardig door de hop die God ons geeft dat hij ons weer zal opwekken” (2 Mak. 7,14). Deze Makkabeeën zijn in hun geloof aangemoedigd door hun moeder. “De schepper van de wereld, die aan de oorsprong staat van het ontstaan van de mens en die van alles het ontstaan heeft uitgedacht, zal jullie in zijn barmhartigheid de levensadem teruggeven, omdat jullie jezelf nu opofferen omwille van zijn voorschriften” (2 Mak, 7,23). Gans het gezin is vervolgd en staat voor de marteldood. Zij zijn sterker dan hun beulen, ze hebben meer perspectief. Gedragen door het verrijzenisgeloof hebben na hen christenen in Rome gezongen in het Colosseum bij hun marteldood.

De Heer heeft ons blije hoop geschonken. Van dit geloof getuigt Paulus in zijn twee brieven aan de christenen van Thessalonica. Hij sterkt die christengemeente hij het geloof in de komst van de Heer. Hij moet het zelfs enigermate temperen bij hen die denken dat deze komst nakende was en daardoor zelf de zorg voor het heden gingen verwaarlozen.

Bij mij in het paradijs

In het evangelie van Johannes zegt Jezus herhaaldelijk dat wie in hem gelooft, eeuwig leeft. Daarmee bedoelde Jezus dat wij nu reeds door hem ten volle leven. Maar hij verwijst ook naar een leven na de dood. Geloven in Jezus, is hem nu in ons leven al laten binnenkomen. Het legt in ons een fundament, waarop we kunnen vertrouwen. Maar Jezus spreekt eveneens over een toekomst over het graf heen. Hij beloofde bij zijn afscheid dat hij naar de Vader gaat en daar een plaats voor ons bereidt.

Bij Lucas zegt Jezus dat Gods rijk onder ons is. Maar hij zegt eveneens aan de moordenaar die zal sterven, dat hij met Jezus in het paradijs zal zijn.

Jezus heeft in het evangelie van Lucas een dispuut met de Sadduceeën. Volgens hen is er geen verrijzenis. Ze trekken dit geloof in het belachelijke met het voorbeeld van de vrouw, die zevenmaal weduwe werd. Jezus antwoordt hen dat God een God van levenden is en dat de doden bij hem leven. Hij laat verdere speculatie daarover weg. Hij geeft deze korte boodschap: “Onze God is de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.” Zo heeft Mozes het gehoord bij het brandend braambos. De patriarchen, ze leven bij God.

Voor christenen is de verrijzenis van Christus de sterkste aanduiding van een leven over de dood heen. Dit vieren we op Pasen en dit belijden we in elke eucharistieviering. We vieren elk jaar het feest van de Ten hemelopneming van Maria,. In navolging van haar zoon en met hem verbonden is deze vrouw, die met lichaam en ziel bij de Heer is, een voorbode van onze verrijzenis en het eeuwig leven.

Christenen zijn niet de enige die geloven in een leven na het sterven. Bijna alle religies hebben een voorstelling. In de islam wordt het paradijs heel concreet beschreven. Fundamentalistische terroristen beroepen er zich op bij zelfmoordacties.

Sterker dan de dood

De mens is gericht op toekomst. Al krijgt onze tijd wel het verwijt in een post-optimistische sfeer te leven. We dromen dat de wereld beter wordt met meer begrip onder de mensen, meer gerechtigheid, zon voor elke mens. We botsen toch op de dood en omwille van haar moeten we leren loslaten en de betrekkelijkheid van de dingen leren aanvaarden. We hebben hier geen blijvende woonstede. De Standaard heeft in de voorbije maanden veel personen aan het woord gelaten over hun visie op de dood. De Sadduceeën zijn nog niet uitgestorven.

Daar, waar liefde is, is de droom van de toekomst aanwezig. We verwachten van haar dat ze sterker is dan de dood. Iets van dit geloof zit in het lied van Buurman Geert Verdickt:

Elk einde is een nieuw begin

Kijk naar de dagen die voorbij gaan

Kijk naar de branding van de zee

Die neemt eerst alles met zich mee

Begint daarna van vooraf aan

Elk einde is een nieuw begin

Al tikt de tijd angstvallig verder

het is niet het tikken van de tijd

Maar de cyclus van de wijzers die zich telkens weer herhaald

Ik laat jou gaan

Want ik weet we zien elkander weer

Waar precies dat zien we dan wel

En of dat ook weer tijdelijk is

Ik laat jou gaan

Want ik weet

We zien elkander weer

Waar precies dat zien we dan wel

Hoe lang het duurt maakt geen verschil

Want elk einde is een nieuw begin

Kijk de wind speelt met de wolken

Ze verschijnen uit het niets

En verdwijnen even later

Maar nooit echt helemaal

Ik laat jou gaan

Want ik weet

We zien elkander weer

Waar precies dat zien we dan wel

Hoelang het duurt maakt geen verschil

Ik laat jou gaan

Want ik weet

We zien elkander weer

Waar precies dat zien we dan wel

Hoe lang het duurt maakt geen verschil

Elk einde is een nieuw begin

Elk einde is een nieuw begin

Elk einde is een nieuw begin

Geert Verdickt

God houdt van ons. Hij is bron van ons leven. Toi tu nous aimes, source de vie (lied van Taizé). De verrijzenis sluit ook ons lichaam in. Een mens is bezielde lichamelijkheid. “Dat is eerst echte voltooiing en volmaakt geluk. We komen bij God thuis en Hij bezegelt en voltooit alles wat we aan liefde hebben beleefd en gerealiseerd: alleen de liefde blijft. Het geloof zegt dat als Christus is opgestaan, ook wij met Hem zullen verrijzen. Ook met ons lichaam. Die lichamelijke verrijzenis is het sluitstuk van het Credo, het zegel op het symbolum van ons geloof. Trouwens als het geloofspunt van de verrijzenis wegvalt – die van Christus en van ons, lichamelijk – dan vallen alle twaalf artikelen van het symbolum” (De schone belijdenis, 72-73).

Het nieuwe huis

In onze streken is het aantal kerkelijke begrafenissen afgenomen. Vandaar dat we minder dan vroeger bij een afscheid de hoopvolle boodschap horen uit de prefatie bij de mis bij een uitvaart of in een dienst van de overleden. De prefatie is een dank en een belijdenis. Ze is tevens een gebed van hoop:

“Heilige Vader, machtige eeuwige God, om recht te doen aan uw heerlijkheid, om heil en genezing te vinden, zullen wij U danken, altijd en overal, door Christus onze Heer. Want Hij die uit de dood is opgestaan, Hij is het licht der wereld, onze enige hoop; in onze angst, omdat wij moeten sterven, troost ons uw belofte, dat wij eens onsterfelijk zullen zijn met Hem. Gij neemt het leven, God, niet van ons af, Gij maakt het nieuw, dat geloven wij op uw woord; en als ons aardse huis - ons lichaam, afgebroken wordt, heeft Jezus al een plaats voor ons bereid in uw huis, om daar voorgoed te wonen. Daarom, met alle engelen, machten en krachten, met allen die staan voor uw troon, loven en aanbidden wij U en zingen U toe met de woorden: Heilig, heilig, heilig.”

God is onze toekomst. Hij is voortdurend aan het werk. Dit verwoordde pater Frans Cromphout in volgend gebed:

God, gij zijt altijd groter

dan wij durven verwachten:

gij doet nieuwe en ongehoorde dingen.

Als om ons heen een wereld ineenstort,

brengt gij uw nieuwe schepping tot stand.

Maak ons aandachtig

voor uw werkzaamheid in deze tijd,

dat wij niet blijven staan

bij wat voorbij is

en u niet zoeken waar gij niet zijt.

Ga voor ons uit,

gij die onze toekomst zijt.

Laat ons nieuwe wegen zoeken

en met elkaar standhouden
in alle onzekerheid.

Maar geef ons de zekerheid

dat ook vandaag uw kracht werkzaam is

en dat gij voortdurend de wereld vernieuwt

door Christus, onze Heer.

“Geloven in de verrijzenis van de doden is vanaf het begin een wezenlijk element van het christelijk geloof geweest. 'Het geloof van de christenen is de verrijzenis van de doden. Door dit te geloven bestaan wij' (Tertullianus, Res. 1,1)” (KKK 991).