Een van hen keerde terug (Lc. 17,15)

 

Voor de derde maal wordt ons gezegd dat Jezus op weg is naar Jeruzalem. Jezus ontmoet op die weg een groep melaatsen. Het kan ons niet verwonderen dat deze mensen naar Jezus toegaan. Zij hadden ongetwijfeld vernomen dat Jezus in Galilea veel zieken had genezen.

Lucas maakt er enkele keren melding van. Zoals die avond bij zonsondergang in Kafarnaüm, waar allen, die zieken hadden, lijdend aan allerlei kwalen, deze naar hem toebrachten. “Hij genas hen door ze een voor een de handen op te leggen” (Lc. 4,40) . Of die andere dag wanneer hij een berg afdaalde, waar hij had gebeden en in de vlakte een grote volksmenigte stond uit heel het Joodse land en uit Jeruzalem. “Zij waren gekomen om Hem te horen en van hun kwalen genezen te worden. En die gekweld werden door onreine geesten vonden genezing. Heel de menigte deed pogingen Hem aan te raken, want er ging van Hem een kracht uit die allen genas” (Lc. 6, 18-19). Voordien had Lucas al het verhaal genoteerd van de genezing van een melaatse ( Lc. 5,12-16) en van een lamme (Lc. 5,1-26). emlEr is in het evangelie geen Jezus zonder zieken rondom hem.  

Melaatsen hadden het zwaar omdat ze als onrein doorgingen en gemeden werden. Maar ze hadden wellicht ook al gehoord dat Jezus daarover een ruime opvatting had en contact had met mensen, die door andere als onrein werden beschouwd, zoals zondaars en tollenaars.

Hoop op genezing

Mensen die ziek zijn hopen op genezing. Er zijn weinig zieken die zich in hun ziek-zijn verheugen en er zich installeren. Wellicht kon ook toen al gezegd worden dat je het meest verdient door niet ziek te zijn Ziek zijn kost en leidt tot armoede.

Schone, levenslustige mensen staan meer op het voorplan. Ivan was ontevreden over zijn uitstap. De bus had op de middag gestopt voor de middagpauze. Hij was in een restaurant terecht gekomen waar een grote groep gehandicapten aan tafel zaten. Hij had liefst geen contact met mensen met fysieke beperkingen.

Caroline Pauwels, rector VUB schreef in de zomeressays Ons lichaam dat zij gevoeliger was geworden voor de bepalende rol die lijfelijkheid in het leven en in het sociale verkeer speelt. Dit kwam omdat haar eigen lichaam bij momenten haar in de steek liet. “Wie zeurt of te veel over zijn of haar ongemak praat , ziet het begrip zienderogen afnemen. Ik merk een taboe op ziek zijn dat overigens ook door patiënten wordt gedeeld: onwillekeurig probeer je andere mensen het ongemak voor de confrontatie met je pijn of tevredenheid te besparen” (De Standaard, 27 aug. 2022).

Liefst op afstand

Op melaatsen rustte een taboe. Ze worden gemeden en geïsoleerd. Een houding van afgrenzing, die voorkomt wanneer een epidemie uitbreekt. De ontmoeting met een melaatse heeft een grote invloed gehad in het leven van Franciscus van Assisi. Felix Timmermans beschrijft het in zijn boek De harp van Sint Franciscus: “Ineens   sprong zijn paard opzij en bleef steenstijf staan. En daar stond voor hem een melaatse. Hij was kaal en vol puisten, zijn kin was afgefret, en de neus was een rode holte. (…). De melaatse bezag hem met een oneindig verdriet. Franciscus zijn haren schoten recht. De schrik van ook besmet te worden klauwde hem naar de keel, en ineens gaf hij zijn paard de sporen en hij reed er in volle galop vandoor. Hij dierf niet omzien. Zijn hoed viel af. Hij liet hem vallen, maar terwijl hij reed, zei hij den zin uit het evangelie. ‘Alles verachten waar ge vroeger van hieldt, en alles beminnen wat ge vroeger verachtte. Kluchtspeler, ge weent bij het evangelie, en als ge iemand tegenkomt, die juist het meest het lijden van Onzen Heer op aarde voortzet, vlucht ge weg uit zelfzucht.’

Hij verging bijna van schaamte.

Was dat zijn ridderlijkheid? Ineens keerde hij om en reed terug. De melaatse stond er nog. De stank sloeg hem tegen, maar hij kwam van zijn paard en boog voor hem. Hij zag Onzen Lieven Heer in al zijn lijden in dien man weerspiegeld. Alle gehechtheid aan zijn eigen leven was gevlogen. Hij was alleen nog liefde, en hij kuste dien vent op zijn gekloven lippen. De melaatse weende, de tranen liepen met het streepke bloed bijeen. Zijn mond beefde, hij probeerde iets te zeggen, maar hij zei niets. Hij had geen tong meer.” (Op. cit., p. 27)

En Timmermans vertelt verder dat Franciscus de dag daarop naar het pesthuizeken reed waar de mensen verschoten van zo een rijke gezonde jonge heer die hun hand kwam kussen! “Maar Franciscus was nog de blijdste van allemaal, omdat hij de grillen van zijn lichaam, van zijn ezel had overwonnen.

Heel de winter door, elken keer als de vader van huis was, ritste hij in ’t genipt het pesthuis binnen. Hij gaf hun zijn liefde, deed olie en nieuwe windsels aan hun wonden. Hij waste hen, en las hun voor uit het evangelie of verzon een schoon vertelsel” (Ibid. p. 28).

Heer, ontferm u

De tien melaatsen komen naar Jezus met de bede: “Jezus, Meester, ontferm U over ons.” Zij komen in een houding van deemoed , van hoop en vertrouwen. Het is de bede uit de mond van de psalmist: ”Heer, wees mij genadig, genees mij “ (Ps 41,5) : “God, ontferm U over mij in uw barmhartigheid” (Ps. 51,3).

Jezus geneest niet op staande voet. Hij stuurt hen naar de priesters. Zij hadden allicht een gunstige hoopvolle klank gehoord, wanneer Jezus hun zei om naar de priesters te gaan. Deze zouden kunnen vaststellen dat ze genezen zijn en hun onreinheid opgeheven.

De tien melaatsen vertrouwen op het woord van Jezus, die hen wegzendt. Dit in tegenstelling met Naäman, die eerst weigert te doen wat de profeet voorstelt. Naäman had aanvankelijk moeite om te geloven dat God handelt doorheen eenvoudige tekenen, dat het volstond om zich in de Jordaan te baden. Naäman, een Syriër, zal na zijn genezing voortaan de God van Israël als de enige Heer loven.

Terugkeren om te danken

Het is onderweg dat de melaatsen zijn genezen. We kunnen begrijpen dat ze opgetogen waren en blij om naar hun dorp en bij hun familie terug te keren.

Een is er die terugkeert naar Jezus. Hij weet dat hij zijn genezing aan God, aan Jezus te danken heeft. Hij verheerlijkt God en begroet Jezus als zijn redder. Hij brengt hulde aan Jezus en hij gaat daarvoor niet naar een heiligdom.

Jezus en Lucas geven duidelijk aan dat de enige die terugkeerde om zijn geloof in Jezus, zijn redder uit te spreken, dat dit een vreemdeling was, een Samaritaan.

Als mensen hebben we noden en verlangens zowel op lichamelijk en psychisch vlak en in contact met anderen. Er zijn ook existentiële en spirituele noden. Er is meer dan gezondheid, het is verbonden te mogen zijn, uiteindelijk met de bron van ons bestaan. In het prefatiegebed bidden wij om heil en genezing. Redding is nog ruimer dan genezing. Sauver et guerir. Niet alle zieken genezen in Lourdes, maar veel zieken keren vandaar dankbaar terug, vooral om de verbondenheid, die zij daar en tijdens de tocht erheen en terug mochten ervaren.

Voor de Samaritaan is het heil meer dan de genezing. Hij dankt Jezus om zijn redding. Wij kunnen nog altijd leren van mensen van buiten onze kring.

Wij kunnen gekwetst zijn ten gevolge van een ongeval, een aanrijding, een aanslag. Karen Northshield werd heel zwaar gewond bij de aanslag in Zaventem op 22 maart 2016. Een onbekende heeft haar naar buiten gesleept. Ze heeft meer dan drie en half jaar in de kliniek gelegen en onderging meer dan 60 operaties.   Ze schreef het boek Dans le souffle de la bombe. Zij is diep gelovig. Ze zegt in een interview : « Dieu a permis, a laissé faire les hommes. Mais Dieu m’a sauvée aussi, peut-être grâce à cette foi qui est en moi, dans ma famille. Je reste attachée à une forme d’espérance, d’espoir. Dieu avait soumis Job à une épreuve existentielle et grâce à sa foi en Dieu, Job est parvenu à se reconstruire. Je suis un peu l’équivalent de Job, version féminine, au XXI° siècle » (LLB. 3 sept. 2022).

Deelgenoot

Een zieke lijdt niet alleen. Ziek zijn raakt een gezin, het doet beroep op de gezondheidswerkers en mantelzorgers. In de maand oktober richt Samaana de aandacht op de mantelzorgers.

“Het besef dat ik – en ook de moderne geneeskunde in het algemeen – niet iedereen kan helpen of niet alle pijn kan wegnemen, houdt me nederig. Lijden en dood maken deel uit van het leven. God geeft en God neemt het leven (Job. 1, 21. Voor de moderne mens die leeft in een maatschappij waar we verantwoordelijken of oorzaken voor het lijden zoeken, is het moeilijk dat te aanvaarden. Gelovige moslims daarentegen kunnen makkelijker zeggen ‘Inch Allah’ , ‘ als God het wil’ (Olga Van De Vloed, in Tertio 20 juli 2022).

In een van de prefaties bij het elfde eucharistisch gebed danken wij God de Vader om Jezus, die aan geen enkele nood voorbijgaat (XI C).

“Wij danken U, barmhartige Vader, getrouwe God, omwille van Jezus, uw Zoon, onze Heer en broeder. Armen en zieken, zondaars en wie uitgestoten waren heeft Hij van harte liefgehad; deelgenoot was Hij in alle menselijke nood. De boodschap van zijn leven heeft ons doen verstaan dat Gij begaan zijt met uw mensen, en vriendelijk zorg voor hen draagt zoals een Vader voor zijn kinderen doet.”

Jezus trekt hierbij een spoor en hij roept ons op om hem daarin te volgen.