Met welk kaartje mag je binnen?

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Voor een theater, voor een wedstrijd moet je een kaartje hebben, een ingangskaart. Die moet je kopen en tonen en dan mag je binnen. Dat is zo voor de gewone stervelingen. Sommige mensen mogen zonder dat kaartje binnen. Het volstaat, dat ze hun identiteitskaart tonen, dat ze een vrijkaart bij zich hebben of één of ander document waaruit blijkt, dat ze lid zijn van de club.

Het is misschien een beetje banaal als vergelijking maar het verhaal van Lucas doet me daaraan toch denken. Er is wel één kapitaal verschil. We worden niet uitgenodigd voor een schouwspel. We worden uitgenodigd om mee op reis te gaan en de vraag daarbij is of we bij de aankomst ook binnen zullen mogen. Of we dan voldoende ‘goede' papieren bij zullen hebben.

Het zal niet voldoende zijn te zeggen: hier is mijn lidkaart. Het zal ook niet voldoende zijn te zeggen: maar u kent me toch, ik ben toch geen vreemde? We hebben mekaar vroeger toch nog eens gezien? Ben je mijn naam dan vergeten?

Nee, er zal een andere vraag worden gesteld: ben je de gerechtigheid genegen? Ben je de zaak van de heer des huizes goed-gezind? Een oude lidkaart zal daarvoor niet borg staan. Dat je van ver komt, van het Oosten of van het Westen, is ook geen garantie. Er zal niet aan favoritisme worden gedaan. De kleur van je huid, de tint van je stem, de deugdelijkheid van je ouders, het zal allemaal niet volstaan. Er zal een andere sleutel worden gehanteerd: ben je mens van gerechtigheid? Je mag van goeden, Joodse huize zijn, je mag komen uit het Noorden of het Zuiden, dat zal niet de doorslag geven.

Eigenlijk ben ik meer geboeid door de vraag wie binnen mag dan door de vraag wie buiten zal blijven. Want hier wordt een probleem opgelost. Het probleem is voor welke mens de deur van het Rijk Gods geopend wordt. Alleen voor de eersten, de getrouwen vanouds? Of ook voor de nieuwe kandidaten? Ook voor hen die nog nooit gezien werden in de tempel en de synagoge? Daar geeft Lucas dus het antwoord op. De eersten mogen binnen als ze de gerechtigheid dienen. De laatsten mogen binnen als ze dat ook doen.

Je kan zeggen, dat dit toch de evidentie zelf is. In theorie is dat inderdaad al ongeveer twintig eeuwen evident. Dat danken we vooral aan Paulus. Aan iemand die, net als Lucas, over de grenzen van het ‘heilig' land heeft gekeken. Goed, laat het dan nu voor ons evident zijn, in die tijd was dat een groot twistpunt, een revolutionaire kwestie. En wat me daarin treft, is de toon van Lucas. Hij zegt hetzelfde als Paulus maar hij doet het zogezegd zachter. Hij doet het via een parabel. Alsof een parabel zo onschuldig is.

Ik zie ze aan de in gang staan ruziën: waarom mag hij binnen en ik niet? Ik had toch al jarenlang een abonnement? Ik ben toch al jaren trouw lid? En die daar, we hebben hem nog nooit gezien. Hij heeft nog nooit zijn handen vuil gemaakt aan de zaak... Maar dat is precies het tere punt: is het wel zeker dat die trouwe bezoeker ooit zijn handen vuil heeft gemaakt voor de zaak van de gerechtigheid? En is het niet mogelijk, dat die nooit geziene broeder wel bereid is dit te doen? Hij heeft zich toch vuil gemaakt door de moeilijke reis mee te maken naar het nieuwe Jeruzalem?