Delen met wie niets heeft (Lc. 3,11)

 

Lucas kent aan Johannes een sleutelrol toe. Hij tekent hem vanuit een theologische visie, die de historische overheerst. Johannes is bij hem een profeet van het Oude Testament. God spreekt en handelt door zijn persoon. “Het woord van God brengt heilsgeschiedenis tot stand, wanneer mensen zich erdoor laten raken, het beluisteren, ervan houden, er aan gehoorzamen” (F. Bovon). Deze Johannes is tevens de voorloper van Jezus.  Hij heeft Jezus gedoopt.

Wat moeten wij doen?

In het eerste deel brengt Lucas het sermoen van de Doper met een ethische oproep: “de standenprediking” (Lc. 3,10-14). Is dit door Lucas opgesteld ten gerieve van de jonge christelijke gemeenschap en gelegd in de mond van Johannes? De eerste eis in deze ethische oproep is gericht tot de menigte. De prediker stelt niet de armoede voorop als ideaal, maar hij wijst op de plicht tot het delen van voedsel en kleding, opdat niemand het noodzakelijke zou ontbreken (Dt.15, 4).

Vervolgens is er de vraag van de tollenaars en de soldaten. Niemand is uitgesloten van berouw en ommekeer. Geen enkel beroep is verboden. De bekering houdt voor de belastinginner in dat hij voortaan eerlijk handelt. De soldaten - wellicht zijn hier allereerst huurlingen bedoeld in het leger van Herodes - mogen hun wapens en hun macht niet misbruiken om geld af te persen. Hij vraagt van hen menselijkheid. Wat Johannes (en Lucas) hier voorhouden is niets specifieks ten opzichte van de profeten en de Wet. Het is het dubbel gebod waaraan ze moeten gehoorzamen, namelijk delen en integer zijn. Zo ontsnappen zij aan Gods woede.

Wie is Johannes

Het tweede deel van de perikoop (Lc. 3,15-18) bevat de vraag naar de identiteit van Johannes en brengt de aankondiging van de Messias. Johannes situeert zich tegenover Degene, die sterker is dan hij zelf. Zijn antwoord over de komende is christologisch geïnterpreteerd. Johannes is ondergeschikt aan Jezus. Dit is uitgedrukt in het beeld van de riem van de sandalen. Het doopsel dat Johannes toedient en dat Jezus van hem ontvangt wordt opgenomen in dit door de Geest, die eerst over Jezus komt en na diens verrijzenis over alle christenen. .

Johannes gebruikt beelden van de oogst en van het verbranden van het kaf. Hij roept aldus onder dreigende vorm op tot bekering volgens de profetische stijl van het Eerste Verbond. Lucas besluit de toespraken van Johannes met een mildere, blije en bemoedigende klank (Lc. 3,18). Johannes brengt immers de Blijde en goede boodschap. Zo blijft Johannes in de visie van Lucas niet uitsluitend op het niveau van de verwachting van het Eerste Verbond, maar staat hij op de drempel van een nieuwe tijd.

Zij die naar Johannes gingen waren luisterbereid en wilden zich engageren. Zij zijn geen vrijblijvende toehoorders. Vier keer wordt de vraag gesteld: “Wat moeten we doen?”

Wat moeten wij doen in een tijd van crisis en besparing? Wat moeten we doen binnen Europa, binnen de globale wereld? Wat moet ik doen op lokaal vlak, in eigen kring? Elk jaar helpt de adventsactie van Welzijnszorg ons om een concreet antwoord te geven op de vraag: Wat moeten we doen? Wat moet ik doen in het huidig klimaat van onzekerheid en mogelijke terreurdaden?

 Solidariteit

Johannes spreekt over een levensstijl die zich weet te beperken, die bereid is tot delen, die eerlijkheid inhoudt en vrede bevordert. Passen de antwoorden van Johannes in onze tijd? Zijn zulke uitspraken niet tegendraads? Het komt er toch op aan zich te ontwikkelen en zich te ontplooien. Het kapitalisme streeft naar steeds meer. Het wil grote winst boeken om voortdurend sterker te worden. Wie spreekt over soberheid en begrenzing, komt als beknottend over. Lijkt het woord over “tevredenheid” niet eerder een oproep tot berusting, zelfs tot fatalisme? Neen, dit kan Johannes niet bedoeld hebben. De Johannes de Doper van onze tijd weet even goed, wellicht nog beter dan de Johannes aan de Jordaan, van een duale maatschappij. Hij is toch op de hoogte van de schrijnende ongelijkheid, waarbij de ene persoon op één uur zoveel verdient als een andere gedurende een ganse week. Hij weet dat er in de wereld zoveel mensen zijn, die niet één euro per dag verdienen. De ongelijke verdeling van goederen en welvaart is groot. In China heeft bijna een miljoen personen met een fortuin van 1 miljoen euro of meer. Onder de 100 meest rijkste ter wereld met 1 miljard € zijn vijf Chinezen, 15 Russen, 7 in India. (Le Monde 17 juli 2011).

Wat moeten wij doen? Een vraag die Paus Franciscus wil beantwoord zien. Daarvoor heeft hij een handreiking aangeboden. Hij deed dit in zijn aansporing over de Vreugde van het evangelie. Met deze brief staat de paus dicht bij de woorden van Sefania en van Paulus, die wij op deze derde Adventszondag horen. Wie vreugde in zijn leven binnenlaat en ze uitstraalt, maakt de wereld schoner. Door het evangelie komen we dicht bij een innerlijke bron van vreugde. De paus heeft dit jaar zijn groene encycliek geschreven. Hij deelt met velen de zorg om het klimaat en hij wijst in zijn brief wat elkeen daarvoor kan doen.

Solidariteit is een sleutelwoord om het welzijn van elkeen binnen het algemeen welzijn te bereiken. “Het solidariteitsbeginsel gaat uit van de gedachte dat de mensen gebonden zijn aan de samenleving en dat de samenleving op haar beurt gebonden is aan het welzijn van de mensen. Solidariteit is dus de wet die de menselijke samenleving opbouwt. Uit deze wet vloeit de plicht voort voor de individuele personen om hun krachten in te zetten voor het welzijn van het geheel, en ook de plicht van de gemeenschap om zich in te zetten voor het welzijn van de mensen” (Katholieke Catechismus voor volwassenen, deel 2, Leven vanuit het geloof, Averbode, 1997, p. 268).

 

Band met geloof

Niemand heeft het monopolie van solidariteit. Wij zijn op weg met alle mensen van goede wil. Andere godsdiensten dragen eveneens zorg voor de naaste. Rond een moskee is er ruimte voor sociale zorg. De Koran heeft een lijst van fundamentele voorschriften, die het menselijk gedrag regelen, en die analoog zijn aan de ‘tien levenswoorden’ in het boek Exodus (Ex. 20,1-17). Er is de plicht tegenover de ouders, die bejaard worden: “Jouw Heer heeft bepaald dat men goed moet zijn voor de ouders; of nu een van tweeën of allebei bij jou de ouderdom bereiken, zeg dan niet: ‘Foei’ tegen hen.  Bejegen hen niet onheus en spreek op een hoffelijke manier tot hen. En wees uit barmhartigheid voor hen nederig en ontvankelijk en zeg: ‘Mijn Heer, erbarm u over hen, zoals zij mij groot brachten toen ik klein was” (Soera 17, 23-24). Andere geboden in de Koran schrijven voor: correct te zijn tegenover de naaste, de armen, de reiziger, zich de goederen van de wees niet toe te eigenen, zijn beloften te houden, rechtvaardig te zijn, en niet vrekkig (Emile Platti, Islam in beweging. Hoe relatief zijn culturen, in TGL, maart-april 2000).

De vraag is niet of solidariteit een christelijke deugd is, maar wel of ik het appel van mijn geloof hoor, dat aanzet tot solidariteit. Een christen linkt solidariteit aan het geloof. Een christen mag de band naar de andere niet doorknippen, want dan verbreekt hij meteen de band met God.

In Lourdes richtte Mgr. Rodhain Cité Secours op. Bedevaarders met weinig middelen verblijven daar enkele dagen. Vrijwilligers staan in voor de opvang en de begeleiding van bedevaarders en bezoekers. In een kleine kapel, een reproductie van de schaapstal van Bartrès, hangt een weegschaal en is een tekst aangebracht van Mgr. Rodhain. “De eucharistie verwijst ons naar de armen. U kunt onmogelijk de Heer in het eucharistisch brood aanschouwen, zonder het te verbinden met het gedeelde brood. Het is dezelfde Heer, aanwezig in de eucharistie en in de naaste. Het zijn andere vormen van aanwezigheid. Maar het gaat telkens over Christus. Wij worden uiteindelijk geoordeeld op onze houding tegenover hem, zoals hij aanwezig is in de uitgehongerde, in de vluchteling”.

In het evangelie van Mattheüs is er niet veel afstand tussen het vers: “Ik was hongerig en gij hebt mij te eten gegeven” en het anders vers over de instelling van de eucharistie: “Dit is mijn lichaam.