Brief van een postmoderne gelovige aan de profeet Jeremia

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Jeremia werd geroepen om in een wereld van leugen de waarheid te zeggen. Hij vond zichzelf daar veel te jong voor, niet spreekvaardig genoeg, ongeschoold en ongeschikt. Maar hij ging wel aan de slag en in de slag. Daar kreeg hij dan later weer spijt van: 'Jahwe, Jij hebt me verlokt, en ik heb me laten verlokken.' Maar iets in hem bleef drijven: hij moest en zou spreken!

Jeremia is profeet tegen wil en dank. Een eeuwige twijfelaar. Verscheurd door een dubbele opdracht: waarschuwen en troosten tegelijk. Aan de ene kant moest hij de realiteit laten zien aan zijn mensen, met alle ellende en wanhoop die daaruit af te lezen viel. Aan de andere kant moest hij wijzen op die ene, Jahwe, Ik-zal-er-zijn, die mensen draagt en trouw zal blijven. Hij zag verloedering en dus verwoesting, sociaal onrecht en politieke onmacht, vervreemding en angst in de ogen van de mensen. Hij moest al dat donker aanzien en inkijken. En tegelijk mocht hij de moed niet verliezen, moest hij een visioen, een droom hooghouden.

Soms lijkt hij vooral tegen zijn onmacht in te schreeuwen. Soms maakt hij de indruk van een hartstochtelijke, maar bedrogen minnaar. Tussen felle aanklachten tegen zijn volk in bidt hij uit de grond van zijn hart voor datzelfde volk. Meer dan eens zit hij in de put, door anderen daarin gesmeten of er zomaar vanzelf ingetuimeld. En hij verdrinkt nét niet in zelfbeklag; op het nippertje kan hij zijn hoofd boven water houden. Jeremia - een profeet naar ons moderne hart. Iemand uit onze parochie schreef hem een brief - moet je horen:

Beste Jeremia,

Moord en brand schreeuwen, dat was jouw werk. Machthebbers ontmaskeren op hun tronen van onrecht. Herders bekritiseren die hun volk uiteenjagen in plaats van mensen te sterken en aan elkaar terug te geven. Valse profeten aanklagen met hun holle woorden 'dat alles wel goed zal komen' of 'dat we er met een kleine inspanning wel uit komen'. Het komt niet goed, wist jij. Je zag de ineenstorting van stad en land al voor je; tegen zelfgenoegzaamheid en berusting in moest je roepen dat zó de stad van de mensen in een puinhoop veranderen zou.

Jeremia, luister. In onze dagen tronen machthebbers nog steeds op onrecht en bedrog. Ze maken winsten over de ruggen van miljoenen hongerlijders. En de herders, ach de herders. Die zoeken niet meer naar gras en water, laat staan naar een kudde die samenhangt. Ze hebben het te druk met hun theorie en theologie, ze weten niet wat er aan de basis leeft. Wat de profeten betreft: via de beeldbuis worden de mensen verblind en klein gehouden met soapseries en amusementsprogramma's. En wie het gemaakt heeft in onze maatschappij stelt onbeschaamd zijn welstand en zijn winsten uit. Inderdaad, wat een ellende. De wereld valt uiteen in continenten van armoede en eilandjes van individualisme en cynisme. Wordt het geen tijd dat je eens terugkomt?

Of pas je niet meer in onze tijd? Wij zijn nogal modern en geseculariseerd, moet je weten. Wat moeten wij met een God die ingrijpt en straft? Of met een visioen van andere tijden, met een God die beloften vervullen zal die Hij aan Israël en Juda heeft gedaan? Wij zijn het zelf die het onheil afroepen over onze hoofden. Zo is het toch? Tenminste, zo denken moderne mensen daarover!

Jeremia, tegenover al dat onheil kondigde jij een nieuw begin aan. In al het donker om je heen zag jij ook licht. In de mist van jouw situatie zag jij opklaringen van toekomst. In jouw visioenen vergeleek je de ballingschap met barensweeën; je zag een nieuwe politieke cultuur ontluiken. Je wilde de verlammende angst doorbreken en je probeerde te troosten. Na het slaan kwam je met zalf op de wonde. Genezing beloofde je, herstel, wederopbouw, hernieuwde trots en vreugde. Het land zou vrij zijn en de steden veilig: God zal er weer zijn, met gerechtigheid en vrede over heel de wereld.

Lieve Jeremia, heb je het zelf wel geloofd? En hoe moeten wij jouw boodschap vertalen - en die dan nog geloven ook? Kijk jij elke avond naar het tv-journaal? Denk jij echt dat het kan: rechtvaardigheid als basis van een nieuw bestaan in onze bedreigde wereld? Armoede uitsluiten? Solidariteit met bezitlozen? Ruimte voor kinderen? Aandacht voor vrouwen? Geen angst meer, geen berusting, geen cynisme? Jeremia, wordt het geen tijd dat jij nog eens terugkomt? En wat zou jij dan zeggen als mensen vragen om een arm rond hun schouder, een einde aan honger en uitbuiting, werk na studies, een plaats voor de vreemdeling en de arme in onze rijke westerse wereld? Heb je dan nog een visioen achter de hand, of een zoon van David in het verschiet?

Wat moeten wij, moderne mensen, trouwens met een God als gatenvuller, die alles voor ons gladstrijkt en oplost? We zouden zelf de wereld en onszelf moeten bekeren, maar je weet hoe dat gaat. Ieder engagement wordt op de duur verdacht gemaakt, en voor geen enkel groot verhaal lopen wij nog warm. Of ligt het aan ons, zijn we het waken en dromen verleerd? Je zegt het maar, als je nog eens van je laat horen.

Hopend op een spoedig antwoord, en met vriendelijke groet.


Beste postmoderne gelovige - 'whatever that may be'.

Wat zal ik je antwoorden? God grijpt niet in, smijt niet weg, strijkt niet glad. Laten we daar mee beginnen. Trap dus niet in de val van het fundamentalisme, de folklore, de nostalgie, de regressie. We hebben het over mensenwerk. Maar wat en hoe, zul je vragen.

Ongeloof is een mooi ding, daar kun je mee starten. Geloof ze níet, de mooipraters, de sussers, de inpakkers van kerk en wereld. Blijf kritisch. Bedenk dat juist mijn twijfel mijn visioenen geloofwaardig maakte. Met zo'n ongeloof kan God in het vizier komen. Niet als almachtige die jouw zaakjes regelt, maar als de machteloze die het hebben moet van jou en jou.

Een andere mogelijkheid (of: anders gezegd) is: geloof wél. Maar dan in de Ene, die mensen mobiel en beweeglijk maakte. In die stem, die adem, die ziel die wacht op ons lichaam. Bedenk dan dat geloof mij uit de put haalde, geloof in de kiemen van liefde die wachten op warmte, geloof in mensen als mensen, geloof in jezelf. Met zo'n geloof kan God in het vizier komen als bron van alle licht.

En tenslotte: durf! Ik mag dat roepen, vind ik. Durf te twijfelen. Durf te klagen en woedend te zijn. Durf te bidden, of als dat niet lukt, te zingen uit alle macht: scheur de hemel open. Dat doet pijn, zoals een bevalling pijn doet. Maar wellicht krijg je zo die Ene op de wereld gezet, als een nieuw begin in je eigen handen. Niet bang zijn; spoken bestaan niet, mensen bestaan. De grootste schurken zijn ook maar mensen, de kleinste verschoppelingen zijn ook een vooral mensen. En zelfs de angst voor jezelf is te doorstaan en om te buigen in levensmoed en levenskunst. Zie mij.

Meer kan ik niet zeggen. Doe veel groeten aan alle bekenden.