Weg van verlangen (2003)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 554 niet laden

Advent is een tijd waarin wij verwachtingsvol verlangen naar, ja naar wat? Naar de verwezenlijking van het visioen van Jeremia, van Jeruzalem, de ‘stad van vrede'. Naar een wereld die anders is dan de wereld waarin wij nu wonen. Naar een wereld, die beter is, waar plek is voor iedereen, waar iedereen de middelen heeft om menswaardig te leven, iedereen, ongeacht huidskleur of godsdienst, jong en oud, ziek en gezond, vriend en vreemdeling. Naar een wereld waar ouders een toekomst zien voor hun kinderen. Ja, naar 'n wereld waarin de ene mens voor de ander zo goed is als God, zo lief en nabij als God. Naar iemand verlangen wij, die ons daarin voorgaat, naar de Messias verlangen wij.

 

‘Weg van verlangen' is het thema dat wij gekozen hebben voor deze adventstijd. Over die weg wil ik op deze eerste adventszondag met u nadenken. Hoe ziet die weg er uit?

 

1. Er zijn nogal wat mensen die denken dat God die mooie wereld, die ‘stad van

vrede' maar moet scheppen. God is immers almachtig. Hun weg van verlangen is niets anders dan stilletjes afwachten dat al de narigheid in onze wereld een keer ophoudt, passief afwachten dat God een keer ingrijpt en orde op zaken stelt. Zij zitten zelf eigenlijk aan de kant, leven eigenlijk in een roes, hebben de ogen dicht en voelen zich niet aangesproken om zelf in actie te komen. Zij doen niks, alleen maar wachten en verlangen dat er iets verandert, alsmaar wachten op een wonder. Dit is een weg van verlangen die niets oplevert, die alles bij het oude laat, die dood loopt. "Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw, de hemel en de aarde". Als mensen deze weg van verlangen kiezen, ontstaat er nooit een nieuwe wereld, ontstaat er nooit een ‘stad van vrede'.

 

2. Daarom staat ons een andere weg voor ogen, een weg waarin mensen zelf actief worden, zelf over hun bijdrage aan een nieuwe wereld nadenken en zelf stenen aandragen voor die ‘stad van vrede'. Wij mensen zijn medescheppers van die ‘stad van vrede', die God voor ogen staat en waarnaar wij verlangen. Wij zijn ervoor toegerust om medescheppers te zijn. Telkens wanneer wij ons afvragen: 'God wat kan ik voor U doen? Ik ben maar een klein en onbeduidend mens, zonder macht en rijkdom', zal God antwoorden:

‘Ik heb geen ogen, dus leen me jouw ogen om gebrek en onrecht te onderscheiden.

Ik heb geen handen, dus leen me jouw handen om goed te doen onder mensen. Ik heb geen voeten, dus leen me jouw voeten om zieken en gevangenen te bezoeken. Ik heb geen mond, dus leen me jouw lippen om vrijheid en gerechtigheid te verkondigen. Jullie zijn de enige Bijbel die door iedereen gelezen kan worden; leef mijn blijde boodschap zodat zij waar wordt onder de mensen'.

 

Ja, dit is de weg van verlangen, die wij hebben te gaan in onze wereld die zo totaal van slag lijkt; waarin de tweedeling rijk/arm ten hemel schreiend is, waarin de onverdraagzaamheid tussen mensen groot is en uitingen van geweld aan de orde van de dag zijn. Dit is de weg van verlangen, die wij hebben te gaan in die stugge realiteit waarin wij leven. Die andere betere wereld, ‘de stad van vrede', komt niet zomaar uit de lucht vallen. Wij krijgen die mooie wereld niet op een schaaltje aangereikt; zo werkt het niet. Aan rabbi Akiva, die leefde in de tweede eeuw van onze jaartelling, werd door een Romein gevraagd: ‘waarom voedt uw God, die de God van de armen is, de arme mensen niet?' De rabbi antwoordde: ‘om ons aan de verdoemenis te laten ontkomen.' Zijn antwoord komt erop neer dat het voor God onmogelijk is de plicht en de verantwoordelijkheid van de mens over te nemen.

 

Wij mensen hebben een eigen verantwoordelijkheid. Die bestaat hierin: dat wij in onze stugge wanordelijke wereld leven vanuit het visioen van Jeremia van ‘de stad van vrede'; dat wij ons levenspatroon veranderen, ons bekeren en - heel concreet op onze eigen levensplek - broederlijk en zusterlijk delen wat we hebben, nooit de ander misbruiken voor eigen profijt, altijd de ander gunnen wat wijzelf voor het leven noodzakelijk vinden. Met andere woorden: dat wij, terwijl wij in deze stugge wanordelijke wereld leven, niet met de grote meute meedoen, maar tegendraadse daden stellen, die eigenlijk thuis horen in die visioenwereld, in ‘die stad van vrede'.

 

Het lijkt zo vaak onbegonnen werk; mensen zeggen zo vaak: ‘wat kunnen wij er aan doen? het wordt toch nooit anders'. Maar we staan er niet alleen voor; we leven in deze parochie als een kleine gemeenschap van mensen in die grote wanordelijke wereld. Als wij ons samenpakken als gemeenschap, kunnen wij er wel wat aan doen, kunnen wij stenen aandragen voor die ‘stad van vrede'. Ik denk aan de vrijwilligersavond als afsluiting van ons 25 jarig parochiejubileum. Samen staan wij sterk; zullen wij maar gewoon hier beginnen, stug tegen de stroom in?