Een verhaal

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
Iemand had een stekje in de grond geplant. Hij had met zijn rechterhand een kuiltje gegraven en weer dicht gemaakt. De aarde was tussen zijn nagels gekomen. Maar dat gaf niet. Hij hield veel van planten en bomen. Ze waren zo heel anders dan mensen. Die konden soms zo wreed zijn. Planten nooit. Die groeiden rustig. Ze ademen de zuurstof uit, die anderen zo nodig hebben.

Zo was ook dat stekje gegroeid. Het was na jaren een prachtige boom geworden. Majestueus. Zacht meewiegend met de wind. Hij was niet luidruchtig, maar fluisterde in zijn bladeren. Hij ving de volle hete zon op, en liet alleen een weldadige, koele schaduw door.

Toen was er iemand van het leger gekomen. Ze hadden die boom nodig voor een terechtstelling. Zij wilden er iemand op vast spijkeren. Dat kon niet beter gebeuren dan op die boom. Hij was lang genoeg om er iemand op uit te rekken en zijn takken waren sterk genoeg om iemand vast te houden die zich los zou willen rukken.

De boom werd gekapt. Hij zou geen vrucht meer dragen.

Een man beklimt de executieheuvel voor de stad Jeruzalem en blijft staan bij een houten paal. Mooi hout. Maar wat hebben ze ermee gedaan? De man kijkt omhoog en ziet dat een lichaam aan de boom vastzit, als een vrucht. Een rijpe vrucht. Want hij hangt al bijna los en is al diep rood gekleurd.

Wie heeft dat gedaan, en waarom? De ogen van dat lichaam keken hem aan. Maar die ogen had hij eerder gezien. Wanneer was dat? Ja, dat was toen hijzelf in een boom was geklommen en naar beneden had gekeken. Hij wilde toen Jezus zien. Toen had hij diezelfde ogen gezien, die naar boven keken. Toen hadden die ogen gezegd: ‘Kom, Zacheüs, ik wil bij jou eten. Dat was geweldig geweest. Wat een goed mens was die man. Hij was er een andere mens van geworden. Hij wilde geen tollenaar, geen uitzuiger meer zijn. Hij wilde goed gaan doen. Daarom was hij boomkweker geworden. Hij wilde rust, vrede. Hij wilde schaduw geven in een hete zon. Hij wilde vruchten geven aan de mensen, wie hij vroeger uitgezogen had. Mooie, rijpe vruchten. Hij had veel bomen geplant. Hij had ook deze boom geplant. Hij had die boom de naam gegeven van zijn grootste weldoener. Jezus van Nazaret. Zo heette die boom.

Het leger was gekomen en had die boom opgeëist. Ze hadden hem nodig, zeiden ze, voor een terechtstelling. Hij had hem toen verkocht. Tegen zijn zin eigenlijk. Maar ze gaven er een goede prijs voor. Toen had hij het goed gevonden. En nu herkende hij die ogen. Ogen van zijn vriend, die van anderen een vijand bleek te zijn. En hij had die boom geleverd. Hij wist het niet. Hij had het materiaal voor zijn dood geleverd. Wat kan een instrument verschillende doelen dienen. Wat liggen liefde en haat dicht bij elkaar. Je kunt met hetzelfde beminnen en haten. Hij had die boom geplant om groen en schaduw te geven aan het landschap. Anderen hadden die boom gekapt om iemand te doden, en de grond bloedrood te kleuren. Hij had in liefde het instrument van de haat geplant.

Mensen kunnen mooie dingen lelijk maken. Mensen kunnen zo vreemd doen. Ze kunnen hun liefste kwetsen. Ze kunnen elkaar zo'n pijn doen. Ze kunnen elkaar een loodzwaar kruis geven. Terwijl het helemaal niet hoeft. Terwijl het met dezelfde moeite anders kan. Maar ze doen elkaar pijn. En eigenlijk willen ze het niet. Maar ze doen het. In Jeruzalem. En hier. Hier worden vrienden gekwetst door vrienden, die vijanden werden. En ze wisten het niet. En ze wilden het niet. Maar ze zien het dikwijls niet.

Wie liefheeft moet voorzichtig zijn, want liefde ligt zo dicht bij haat.