God en de stilte (2006)

Als ik een vraag aan God zou mogen stellen, wat zou ik dan vragen? Ruim 50 reacties zijn er binnengekomen, waaronder ook deze: Mijn vraag aan God is een zoektocht. Een verlangend uitgaan naar God. Een verlangen om me toe te vertrouwen. Ik weet dat al mijn verstandelijk geredeneer mij niet op het spoor brengt. Ik zal dichter bij mijzelf moeten zoeken. Het zoeken naar mijn vraag aan God wordt innerlijk stil gebed. Stil en zwijgend aanwezig zijn.
Prachtig. Een vraag die de richting van een antwoord in zich draagt: God in de stilte. De Bijbel kent veel verhalen van Godsontmoeting. De verhalen en beelden vertellen allemaal hoe Hij aan het licht komt in mensen. Ieder mens is nu eenmaal geroepen om een ander stukje van God te laten zien. Zonder jouw deel ontbreekt er iets van God in de wereld. Ook in ons leven gebeurt God. Hij verwezenlijkt zichzelf in ons dagelijks leven “Ik zal er voor jou zijn”. En Hij trekt zijn spoor van liefde en mededogen, zorgzaamheid en vreugde wanneer wij respectvol omgaan met elkaar.

Maar hoe kom je tot een ontmóeting met God?
Alle mensen die belangrijke dingen gezegd hebben over God die hebben zich teruggetrokken in de stilte. Boeddha, Mozes, Jezus, Mohammed, meester Eckhart, Benedictus, Thomas, Franciscus, Theresa van Avila: allemaal kennen ze het belang van rust en stilte. Maar als we ons de tijd en de rust gunnen om in die stilte naar God te zoeken, dan zien we wel allerlei beelden van de God van onze jeugd in stukken vallen. Dat is eerst even schrikken, maar tegelijk kan dat heel heilzaam zijn.
God was daar altijd oorzaak, helper, doel, beloner, rechter. Maar de echte volwássen vraag naar God is belangeloos. God is een geschenk, genade, zomaar daar waar wij Hem toelaten.
Het zou inderdaad wel eens kunnen zijn dat stilte de geheime deur is naar zijn verblijf. Ieder van ons draagt die kern van stilte in zich. Vóór het ontstaan van alles was die stilte er. Ze is het hoofdbestanddeel van het merkwaardige heelal dat ons omsluit, en de diepste kern van elk wezen. Ze is de grondtoon van alle leven. De moeder van alles, zou je ook kunnen zeggen. Ze weet meer dan wij.
Misschien, misschien is zij wel Degene Die Is, Liefde, God. In de Joodse en Christelijke traditie wordt God soms verstaan als stilte. Het is een van zijn namen.
De middeleeuwse mysticus Meister Eckhart zegt: “Stilte is de zuster van het goddelijke... Niets ter wereld lijkt zozeer op God als stilte...En niets ter wereld is zozeer verbonden met ons eigen diepste wezen als juist de stilte..”.
Daarom zoeken we haar in de nacht, we beklimmen er bergtoppen voor en bouwen hele abdijen, allemaal voor zijn stille aanwezigheid. Je staat letterlijk stil bij wat echt belangrijk is in het leven. Daarom vraagt leven in stilte ook moed. Want er komt dan heel wat op je af. Maar als je het aandurft, brengt ze je weer in contact met jezelf en met de bodem van je bestaan.

Toch is die stilte niet zo gemakkelijk verkrijgbaar. Ze is te vinden in een lege ruimte, een open plek in het lawaai van alledag. Maar die ruimte moet je wel maken. Je zult zelf de eerste stap moeten zetten, die pas op de plaats. Dat kan ieder ogenblik, elke dag, elk moment van je leven. Wat zou je tegen houden haar te zoeken? Je hebt niets te verliezen, alleen maar te ontvangen. Eckhart zegt dat de stilte zich op in het hoogste deel van onze ziel. Daar bevindt zich een binnenkamer, zegt hij, waar je eigen gedachten tot zwijgen komen. Daar zwijgen onze zelfverwijten, onze boze gevoelens, ons mopperen op anderen, onze ontevredenheid. Daar wordt het helemaal stil in ons.
Maar waar is dan de deur naar Góds verblijf? Misschien is het onze overgave. Ons geduldig wachten op genade, op liefde, op de groet van God zelf die zich in die stille ruimte verbergt. Die genade wordt je pas geschonken als je je eraan durft overgeven. Dat is een weg van oefening, van loslaten, van steeds meer durven, steeds dichter komen bij de kern. Jezus ging daarvoor het gebergte in. Of zoals vandaag: naar de Olijfberg. En daar ontmoet Hij God en deelt met Hem zijn levensangst.
Je kunt er ook voor in een Moskee zitten, in een kathedraal, op een bergtop of in een klooster. In de liturgie kun je haar beleven, in de natuur, bij een gedicht, luisterend naar muziek. Toch hoef je niet altijd naar een speciale plaats te gaan. Uiteindelijk zit die plek in je eigen ziel.
En het gaat ook niet altijd om afzondering, dat je wegtrekt uit je gezin, je werk, je wereld. Je draagt die heilige plaats met je mee, waar je ook gaat. De stilte is het koninkrijk van je ziel. Uiteindelijk is stilte veel meer een levenshouding die misschien wel het dichtst bij de werkelijkheid komt en waarin je de Ander het meest nabij bent. Belangrijk is dat je je ontdoet van het kleed van je eigen behoeften en verlangens, van angsten en gevoelens, ideeën en fantasieën. Je treedt binnen in je eigen kern van stilheid, soms temidden van het lawaai van de straat. Je probeert tot jezelf te komen en zo uiteindelijk bij God. Maar dat hoeven we ook niet allemaal uit elkaar te halen. Het zou wel eens één beweging, één gebeuren kunnen zijn: die zoektocht naar onszelf en de weg naar God.
En het klinkt misschien paradoxaal, maar juist die stilte van je binnenkamer kan je ook nog eens verbinden met alle mensen die zoeken naar het wezen van de dingen. Want die stilte is een fluisteren dat iedereen verstaat, van welke religie dan ook. Het gaat voorbij aan credo’s, riten, tijd, geschiedenis, grenzen, namen, begrippen en theologieën. Het is bij uitstek de plek waar God verblijf houdt. In die stilteruimte kunnen mens en God incognito samenkomen en even geluidloos in elkaar verdwijnen. Daar, in God, met Hem, vindt een mens ook zijn eigen kern.
“Zie, ik sta aan de deur en klop. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent zal Ik bij hem komen en met hem samen eten en hij met Mij”.

Die zegening van Gods nabijheid is niet een kwestie van geloof. Zo van: als je maar goed gelooft, dan ervaar je dat wel. Nee, alleen de geest die stil is kan haar ontvangen, die zegening waarover geen kerk of geloof beschikt. Alleen voor de stille geest gaat die hemel open en is de kern van het leven toegankelijk. Ze is noodzakelijk, al is het alleen maar om God God te laten zijn.
Dat betekent dat je er echt voor moet kiezen om de tijd te nemen om af te dalen in die stille ruimte. Je zit alleen of met anderen neer in stilte tegenover God en je voelt je opgenomen in zijn aanwezigheid. “Als je wilt dat God spreekt moet je stil zijn”, zegt de mysticus Tauler. God heeft onze woorden niet nodig. Samen met Hem ben je daar gewoon, zonder woorden, zonder bepaalde bedoelingen, vrij van alles. De vreugde over zijn aanwezigheid is genoeg. Je komt in God tot rust en je proeft iets van de eeuwigheid.
Misschien is God die genezende stilte zelf wel, een stilte die ons geneest van onszelf, van ons ego. Hij zoekt het stilzwijgen van de mens, de ruimte binnen het mensenhart waar zijn scheppend woord opnieuw kan klinken: “Zie, Ik maak alles nieuw”.
Stil worden en jezelf aanvaarden: wie je bent, wat je hebt, de levenskeuze die je eens gemaakt hebt, datgene wat je kunt en niet meer kunt; je leeftijd aanvaarden, de gebreken van de ouderdom, de plek waar je woont, de gemeenschap waarin je leeft. Het is zoals het is. Stil worden, tevreden en je hart vol aandacht laten uitgaan naar de Ander en dan heel bewust te doen wat je doen moet. En wat dat is, dat hoor je dan wel in je ziel.
De theoloog Sören Kierjegaard schrijft in zijn dagboek dat hij, naarmate zijn gebed dieper en inniger werd, ontdekte dat hij eigenlijk niets meer te zeggen had. En dus werd hij stil, vanzelf. Hij werd héél stil. Hij dacht toen: de diepste vorm van bidden is stilte. Zwijgen. Maar midden in die stilte luisteren, wakker zijn, aandacht hebben voor alles: voor wat er in je opkomt, voor alles wat je probeert weg te houden. Aandacht ook voor elke vraag die naar je toekomt.
We hebben uit de Schrift het verhaal van Elia gelezen. Hij wilde niet meer leven en had zich in de woestijn al aan de dood overgegeven. De dood is mij liever dan het leven, had hij gezegd... Maar een engel, God zelf dus, kwam hem wekken, reikte hem water en brood en op de kracht daarvan liep hij een veertigdagentijd lang naar de berg van God. Daar overnacht hij in een spelonk. Hij moet naar buiten komen, daar zal hij God ontmoeten. Niet in de alles verwoestende storm, niet in de aardbeving, niet in donder en bliksem is God. Nee, God hult zich in de stem van de stilte. Dan bedekt Elia zijn gezicht en kan het gesprek tussen hem en God beginnen. Daar waar wij afdalen in ons binnenste en niet meer bang zijn onszelf te ontmoeten, daar is de Ander te vinden. Hij is daar waar wij thuiskomen bij onszelf.