4e zondag van de veertigdagentijd (2003)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 201 niet laden
De eerste lezing ging over de Babylonische ballingschap van het joodse volk. Ze waren bij God in ongenade gevallen omdat ze ontrouw geweest waren aan zijn verbond. Voor de mensen van die tijd was het duidelijk straf voor de zonde. Dat gegeven kom je in het oude Testament regelmatig tegen, niet alleen wat betreft het volk in zijn geheel maar ook voor de individuele mens.
Dat beeld van die strenge God die meteen met straffen klaarstaat is gelukkig verdwenen en toch zijn er soms nog restanten van te vinden. Mensen die getroffen worden door ernstige ziekte, door invaliditeit of een ander groot verdriet stellen vaak de vraag: waar heb ik dit aan verdiend? Ergens misschien een begrijpelijke vraag, maar ook een heel frustrerende want er is niemand die daar een antwoord op geven kan.
Er zijn natuurlijk wel situaties waarbij je zeggen kunt: het is zijn eigen schuld, hij heeft het aan zichzelf te danken, en in die zin kun je dan zeggen: het is straf voor de zonde: Als iemand veel teveel alcohol drinkt en hij krijgt dan een leverkwaal, dan kun je zeggen: het is zijn eigen schuld. En als iemand die suikerziekte heeft zich helemaal niet aan zijn dieet houdt en het gaat dan mis, dan kun je zeggen: hij heeft het aan zichzelf te danken.
Maar in zijn algemeenheid kun je en mag je nooit zeggen: alle narigheid is straf voor bedreven zonde. Dat is niet waar, en toch wordt er nog wel eens op die manier gedacht.
Het komt wel eens voor dat mensen die het moeilijk hebben die vraag "waar heb ik dit aan verdiend" richten tot God, in de zin van: "Waarom doe je mij dit aan? Wat voor kwaad heb ik gedaan dat dit me overkomt?" En soms maken mensen zich zo boos op God, dat ze niets meer met Hem te maken willen hebben en weigeren te geloven in die God. Maar als ze die God zien als een dreigende en straffende boeman dan hebben ze groot gelijk dat ze niet meer in Hem geloven.
Bi j het zoeken naar een antwoord op die vraag "waarom" werd vroeger ook wel eens gezegd: God beproefd degenen die hij het meest liefheeft. Maar in zo'n sadistische vader kan ik echt niet geloven. Ik vind dat we God daarmee onrecht aandoen.
Het is ergens wel begrijpelijk dat we een antwoord bij God gaan zoeken. Als we geen antwoord kunnen vinden in onszelf, in onze leefwereld, dan kijken we automatisch naar boven. Toch is het niet eerlijk om bij gebrek aan een beter antwoord God dan maar de schuld te geven. We moeten ons God niet voorstellen als de grote baas in de hemel die alle touwtjes in handen heeft, en die dan nu en dan denkt: die en die zal ik nu eens een opdonder geven. Dat is wel heel simpel gedacht.
Het is natuurlijk een heel moeilijke materie. Als je gelooft in een almachtige God die alles kan, als je gelooft in een liefdevolle vader, dan denk je heel gemakkelijk: maar waarom laat hij dan al die narigheid toe? En jammer genoeg kan niemand er ons een antwoord op geven.
Met die vraag blijven we zitten, en tegelijk proberen we toch te geloven in een god die kracht naar kruis geeft, die uiteindelijk toch alles ten goede zal leiden.
Dat is ook de les van de lezingen van vandaag. Aan de ballingschap van het joodse volk kwam een einde toen Cyrus, de koning van Perzië, hun verlof gaf weer naar huis te gaan, want ondanks alles wat er verkeerd ging: God liet zijn volk niet in de steek.
Datzelfde vinden we terug in het evangelie van vandaag, een tekst die voor ons heel moeilijk te begrijpen is, maar Jezus zegt wel heel duidelijk dat hij niet door God gezonden is om te oordelen maar opdat de wereld door hem zou worden gered. In Jezus is het licht in de wereld gekomen, maar wie de duisternis zoekt, blijft ook in de duisternis zitten. Maar wie eerlijk goed wil leven, vindt licht zelfs op momenten dat het donker wordt in hem of om hem heen. God geeft ondanks alles wat er mis gaat, steeds nieuwe kansen, maar wij moeten die wel aanpakken.