2e zondag in de veertigdagentijd B- 2003

Zusters en broeders,

Hebt ge ook zo van die momenten waarvan ge zegt: spijtig dat het niet blijft duren, zo moest het altijd zijn. Uw trouwdag, een geboorte, een onverhoopt positief bericht na een gevaarlijk geneeskundig onderzoek, een goede uitslag, een promotie, een mooie dag thuis of op vakantie met familie en vrienden: zo goed moest het altijd zijn. Dat verlangen is eigen aan de mens, dus heeft hij altijd al geprobeerd om herinneringen te bewaren. Onze oervoorouders schilderden de wanden van hun rotsen vol, onze voorouders ontwierpen het schrift, wij hebben foto's, video, computer, internet en noem maar op. Allemaal om geluksmomenten voor eeuwig te bewaren.

Welnu, dat is wat Petrus vandaag ook probeert te doen, een geluksmoment bevriezen. Voor zijn ogen verandert Jezus in wie Hij echt is: Gods Zoon in al zijn heerlijkheid. 'Laten we hier drie tenten bouwen', zegt Petrus, 'want het is goed dat we hier zijn'. 'Maar hij wist niet wat hij zei,' laat de evangelist er ironisch op volgen. Een staaltje van evangelische humor noem ik dat, omdat Petrus maar al te goed wist wat hij zei. Maar om de humor te begrijpen moet ge weten dat Jezus even voordien zijn lijden en dood had voorspeld, en als er iets was dat Petrus en de andere apostelen niet wilden horen was het wel dat. Ze hadden omwille van Hem alles in de steek gelaten, niet om zijn mooie ogen natuurlijk, maar omdat ze dachten dat Hij de Messias was, de enige echte Messias, en volgens de overlevering zou die het koninkrijk van Israël eens en voor goed in al zijn heerlijkheid herstellen. Dus zagen de twaalf zich al rijkelijk beloond met een vet betaald ministerpostje, of toch alleszins met een jobke om duimen en vingers aan af te likken. En nu komt Jezus hun vertellen dat Hij gaat gekruisigd worden. Ontgoocheling alom onder de twaalf, dat kunt ge begrijpen.

Wanneer de visser Petrus dan nu ziet wat Hij ziet, denkt hij: 'Da's de vangst van mijn leven, die vis moet ik aan de haak zien te slaan. En laat ze dan maar eens komen met hun lijden en sterven. Als ze die Jezus zien, zullen ze ook wel weten hoe laat het is. Want die Jezus, die is tot alles in staat, ook tot het herstel van het koninkrijk Israël.' En zo ziet Petrus zijn droom dus toch nog in vervulling gaan. Alleen, hij moet Jezus in die gedaante op die berg zien te houden.

'Maar ja, hij wist niet wat hij zei', zegt de evangelist met een air van: 'Maar, mijne man, ge weet niet waarover ge het hebt! Luister maar eens naar wat God te vertellen heeft.' En God zegt: 'Dit is mijn Zoon, mijn Welbeminde, luister naar Hem! Kom dus maar rap van die berg af, naar beneden, naar de mensen. Dààr is de werkelijkheid, daar moet ge de heerlijkheid realiseren. En Jezus, die wijst u de weg, maar Hem moet ge luisteren, naar àl zijn woorden, ook naar die over lijden en sterven. Doe zoals Hij, en Ik, uw God, Ik toon u nu al wat u dan te wachten staat.'

Wat ons te wachten staat, dat is wat Petrus heeft gezien, en dat wil hij nooit meer loslaten. Hij wil de hemel naar beneden trekken, en hem hier op aarde vastleggen. Hij wil een leven van alleen maar licht, zonder duisternis. En verder wil hij ook dat God zelf die wereld tot stand brengt, zonder dat hijzelf daar iets moet voor doen.

Zusters en broeders, ik denk dat dit heel herkenbaar is. Ook wij willen, heel terecht trouwens, voor onszelf, en hopelijk ook voor de anderen, de hemel op aarde, ook wij willen een leven van alleen maar geluk, vrede, voorspoed, vakantie, genieten. Ook wij zijn allergisch voor ongeluk, lijden, pijn, onvrede. En net als Petrus zouden ook wij maar al te graag willen dat God voor ons de hemel in beweging brengt, en dat wij daar zelf niets hoeven voor te doen. 'God, laat mij genezen,' vragen we, 'God, laat me slagen, breng mijn huwelijk weer in orde, maak mij weer gezond, laat me geen ongeval hebben met de auto, neem de pijn van mij weg, laat mijn kinderen goed kunnen studeren, los die ruzie voor me op, stop die honger, stop die oorlog, laat me de lotto winnen, laat me ... ' Maar ja, er is nog altijd die evangelist, en die zegt ook tot ons: 'Maar mijne man, maar mijn vrouw, ge kraamt onzin uit. Niet God moet de hemel op aarde brengen, maar gij! Niet God moet die oorlog en die hongersnood stoppen, maar gij. Niet God moet voor uw gezondheid instaan, maar gij zelf. Niet God rijdt met uw auto, maar gij. En met de lotto speelt God sowieso niet, want God werkt niet met cijfertjes.' En dat is maar goed ook, want als Hij een optelsom moest maken van alles wat we uitspoken en van al onze niet altijd zo mooie gedachten, dan zouden we nogal eens iets meemaken.

Zusters en broeders, ik zou willen eindigen met de wens van Petrus. Laten we hier drie tenten bouwen. Of nee, laten we hier één tent bouwen. Eén enkele grote tent, waarin plaats is voor God, voor onszelf en voor onze medemens. Eén grote tent, waarin we, met Gods hulp, de hemel op aarde brengen. En ik ben er zeker van dat, als we dat doen, we een stem uit de wolken zullen horen, een stem die zegt: 'Dit is mijn Zoon, mijn Welbeminde. Ge zijt goed naar Hem aan het luisteren. Doe zo voort. Ik ben bij u.' Amen.