God zal er in voorzien

 

De voorkeur gaat naar de eerste lezing, genomen uit de cyclus van de patriarchen. Het is een heel rijk verhaal, om het even of het al of niet historisch is. Deze cyclus biedt verhalen aan, die vertrekken van dagelijkse ervaringen. Ze zijn geschreven om te groeien in het geloof en in het vertrouwen in de God van het verbond. “De patriarchen zijn heel ontvankelijke figuren, met wie elke gelovige die een religieuze ervaring meemaakt zich kan identificeren. Abraham incarneert in zijn levensverhaal de eerste reus van het geloof. Hij is degene die op een woord van de Heer zich op weg waagt ver van huis (Gen. 12). Deze weg leidt hem zelfs naar het zwaarste offer, zijn tiende bekoring, en voert hem in de meest donkere nacht. God zelf lijkt bron en oorzaak te zijn van Abrahams ongeluk. Het is alsof God zijn eigen belofte inslikt (Gen. 22). In dit sober en grandioos verhaal aanvaardt Abraham de donkere nacht in te gaan, geleid door de God van het leven, wiens woord in dit geval tot de dood lijkt te leiden. Hij neemt dit risico omdat hij een man van geloof is. Dit is trouwens de kwaliteit, die bijna altijd zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament met Abraham verbonden wordt” (Alain Marchadour, Le récit patriarcal et l’intrigue du pentateuque in Lumière et Vie, sept. 1988).

Abraham is de vader van de gelovigen, zowel van de joden als van de moslims en de christenen. Abraham, de gehoorzame, is in de islam het beeld van de volmaakte moslim. Een homilie over hem kan uitmonden in een gebed, waarin wij God vragen Abraham te volgen in zijn groot vertrouwen.

Ik durf voorstellen alle verzen van 1 tot 18 van hoofdstuk 22 te lezen en er geen weg te laten. Zo krijgen wij het krachtige vers, dat tevens het thema van de homilie kan zijn: “God zal er in voorzien” (Gen. 22,18).

Bergen

Wij zijn deze zondag op weg naar de bergen. Twee keer trekken wij een berg op. Het hart vol pijn bestijgen wij in Jeruzalem de berg Moria met Abraham en Isaak. Daarna stappen wij met Jezus en drie van zijn leerlingen naar de top van een berg in Galilea. Wij zien, figuurlijk althans, van op de top van deze bergen de toppen van andere Bijbelse bergen. De berghoogte Moria ligt in Jeruzalem, niet ver weg van Golgota, waar de liturgie van deze Vastentijd ons naar toe leidt en die wij vandaag al zien liggen. Op Goede vrijdag zullen wij daar aankomen. Het offer van Isaak, dat Abraham op Moria wou of moest voltrekken, is een voorafbeelding van het kruis van Jezus op Golgota. Daar lijdt God zelf, omdat zijn Zoon er overgeleverd werd aan de handen van mensen.

Jezus krijgt op de Thabor het gezelschap van Elia en Mozes. Beiden hebben op de berg Horeb (Sinaï) sterke Godervaringen. Mozes heeft daar de verbondstafelen ontvangen. Elia trok naar de Horeb, nadat hij voordien op de flanken van de berg Karmel een zware strijd had gevoerd voor de éne, ware God. Op de Thabor straalt Gods heerlijkheid even op het gelaat van Jezus. Maar over deze berg hangt al de schaduw van Golgota. Mozes en Elia spreken op de Thabor met Jezus over zijn lijden (Lk. 9,30). Wanneer hij nadien met zijn leerlingen naar de vlakte afdaalt, is het donker in het dal en lijkt het licht van de getransfigureerde helemaal verdwenen. Calvarie, het is de duisternis van de Goede Vrijdag.  Maar, daar in die buurt ligt de tuin van de ochtend van Pasen. Wat op de Thabor even doorbreekt, zal op Pasen voorgoed stralen op het gelaat van Jezus. Van dan af is hij voor eeuwig de getransfigureerde en de verrezen Heer. Pas daar eindigt de donkere nacht van Abraham en deze van Jezus. Van af de dag van Pasen weten wij dat God alles ten goede keert voor wie hem liefhebben (Rom. 8,28).

De nacht van de beproeving.

Op de Moria doorworstelt Abraham een zware geloofsbeproeving. Het is voor hem “de beproeving van het geloof in Gods betrouwbaarheid” (Katechismus van de Katholieke Kerk n° 2570). In feite zegt de Schrift daar niet veel over. Zij geeft meer aandacht aan het vertrouwen van Abraham dan aan zijn twijfel. Zijn vertrouwen lijkt immers onverstoorbaar. Kan het zijn dat God van hem vraagt en verwacht dat hij zijn zoon offert? Wat is dat voor een God, die eerst belooft en dan terugneemt? Abraham zat misschien nog gevangen in een verkeerd godsbeeld. Hij had zich tot God bekeerd, maar nog niet voldoende. Hij was schatplichtig aan de religies van het land, waarin hij was terecht gekomen en volgens dewelke een eerstgeborene aan de godheid moest worden geofferd.

Met weerzin denken wij aan culturen waar kinderen worden gedood. Wij maken niettemin dagelijks mee dat moderne goden slachtoffers opeisen. Dictaturen hebben veel mensen gedood. Het kapitalisme vraagt veel van mensen en de God van het verkeer eist een zware tol op. Kinderen worden misbruikt in de seksindustrie.

Het woord van Jahwe aan Abraham is een bevrijdend woord: “vergrijp u niet aan dit kind.”  Onze God wil geen mensenoffers, ook niet dat van dieren.  Wat God vraagt is een rouwmoedig en deemoedig hart.

Mens van vertrouwen

Het verhaal van Abraham is er een van groot vertrouwen.  Hij betrouwt in God, die met de mens een verbond is willen aangaan.  Abraham stond oog en oog met de dood.  Door die dood kan een ontzettend vertrouwen groeien in het leven!

Op een dag vroeg een toerist aan een rabbijn: “Heeft Abraham bestaan?”  De rabbijn antwoordde: “Ja, ik ben het of zo je wilt, jij bent het!”  De Talmoed zegt: “Jij moet niet naar de Sinaï gaan. De Sinai stapt met jou mee.”  Doorheen eenvoudige gebeurtenissen en ervaringen is in Israël een geestelijke ervaring gegroeid.  In de verhalen van de patriarchen kunnen gelovigen hun eigen weg vinden.  Geloven is vertrouwen en zich toevertrouwen.  Het leven verloopt niet zoals ik het plan.  Abraham kwam in zijn leven voor een muur te staan.  De bijbel ziet in hem een mens die zelfs dan het vertrouwen in zijn God niet verliest.

Uitzichtloze situaties, wie heeft er nog geen meegemaakt?  Ouders hebben lang gehoopt op een kind.  Het is er en sterft zeventien maanden later aan wiegendood.  God, wat ben je ver weg!  Een ouderpaar verloor tijdens de tweede wereldoorlog kort na elkaar drie zonen.  Twee werden opgepakt door de Gestapo en stierven in een concentratiekamp.  Een derde deelde in datzelfde jaar mee dat hij als missionaris naar India wou gaan, wat toen inhield dat hij nooit meer zou terugkeren. 

In het land, waar Abraham doorheen trok, scheidt nu een muur, vooral een muur van haat, Palestijnen en Israëli’s.  Beide volkeren beroepen zich op de beloften van Abraham.  Waar is daar de God van het verbond?  In zijn boek Un veilleur attend la paix schrijft E. Shoufani, de pastoor van Nazareth, over zijn inspanningen om ondanks alles de dialoog open te houden.  Hij gelooft meer in de vreugde van de ontmoeting dan in de botsing van de beschavingen.  Hij verwijst naar een moeilijke uitspraak van een mystieker: “Houd je ziel in de hel en wanhoop niet!”  Een ander priester Elias Chacour, arabier en inwoner van Israël, leidt een school in Ibillin, waar jongeren van verschillende belijdenissen les volgen.  Zijn verhaal om te hopen tegen alle hoop in is neergeschreven in zijn boek J’ai foi en nous.  Au-delà du désespoir (Ik vertrouw in ons.  Over de wanhoop heen).

In de moeilijke situatie van de kerk in het westen voelen wij aan dat Gods belofte anders verloopt dan wij droomden.  Dingen, die we als gemeenschap opgebouwd hadden en waarvan wij dachten dat God daarin zijn rijk vestigde, zijn verdwenen.  Zoveel steunpunten, waar wij meenden op te vertrouwen, stuikten in elkaar. 

Abraham zat voortdurend in uitzichtloze situaties.  Hem werd veel beloofd, maar onophoudelijk werd hem veel afgenomen.  Hij heeft de beloftes niet in vervulling zien gaan.  Hij is niettemin man van hoop gebleven.  Hoe groot moet zijn pijn geweest zijn, toen Isaak, niet vermoedend dat hij als offerdier was bestemd,  aan Abraham  vroeg naar het offerdier.  Abraham antwoordde: “God zelf zal er wel in voorzien!” 

Deus providebit! God zal er in voorzien. Dit is geen antwoord gemakkelijkheidhalve. Het is gegeven vanuit het allergrootste vertrouwen.  Wij vinden het terug wanneer Jezus op Golgota aan het kruis hangt en daar bidt: “In manus tuas commendo spiritum meum.” “Vader, in uw handen beveel ik mijn geest.”  Ik geef me gewonnen aan God.  Het is ongetwijfeld een lange weg om dit woord echt tot het onze te maken. Alles kan mij afgenomen worden, maar niet de zekerheid van de belofte van het Verbond.

Heer God

Geef mij een vertrouwen dat niet wankelt

Geleid mij door de donkere nacht

Reik mij het anker van uw woord

Maak van mij een mens die zoals Abraham gelooft en vertrouwt

 dat Gij in alles voorziet.