3e zondag in de paastijd B - 2018

Zusters en broeders,

Het evangelie lijkt sterk op dat van vorige zondag. Daarin vertelde de evangelist Johannes hoe Jezus na zijn verrijzenis ineens verschijnt aan zijn leerlingen in de verblijfplaats waar ze, uit schrik voor de joden, achter gesloten deuren verbleven. Zijn eerste woorden waren: ‘Vrede zij u.’ Dat zijn ze ook in het verhaal dat Lucas vandaag vertelt. Ook nu verschijnt Jezus ineens aan zijn leerlingen en zijn eerste woorden zijn: ‘Vrede zij u.’ En net zoals bij Johannes toont Hij hun zijn handen en zijn zijde om te laten zien dat Hij geen spook is, maar de gekruisigde, en nu verrezen Jezus.

Vrede, dat wenst Jezus zijn leerlingen en ook ons toe. Vrede in heel ons leven en in al ons doen en denken. Vrede over ons, ook in moeilijke of droevige dagen. Vrede wanneer we problemen hebben in onze relatie of op ons werk. Vrede wanneer alles tegenvalt, wat we ook doen. Vrede wanneer onenigheid dreigt in ons gezin, in onze Kerk, in onze parochie. Vrede wanneer we getroffen worden door ziekte of dood, en wanneer wanhoop zich van ons meester maakt. Vrede wanneer we zo gehandicapt zijn, of zo oud dat we onszelf niet kunnen behelpen. Vrede wanneer we wegens misdrijf in de gevangenis zitten. ‘Vrede zij u’, zegt Jezus. De vrede van ons geloof, van zijn liefde, van zijn aanwezigheid onder ons.

Vrede over ons en ook over de wereld. Een wereld vol vrede waarvan we alleen maar kunnen dromen met de huidige wereldleiders, die elke dag agressiever en corrupter lijken te worden. ‘Vrede zij u’, zegt Jezus ook tegen hen. En dat zegt Hij ook tegen de miljoenen vluchtelingen en slachtoffers van oorlogen en burgeroorlogen. En tegen de miljoenen mannen en vrouwen die in mensonwaardige omstandigheden voor mensonwaardige lonen moeten werken voor onze rijkdom. En tegen de miljoenen vrouwen die geen enkel recht hebben. ‘Vrede zij u’, wenst Jezus ook hen toe, en dat wenst hij ook toe aan de machthebbers die hen en alle andere armen en zwakken uitbuiten, en aan de mensenhandelaars die rijk worden van de ellende van de armen. Vrede zij u, zegt Jezus, maar die vrede komt er alleen in een wereld van respect, van eerlijkheid, van waardering, van meevoelen en meeleven. Een heerlijke wereld van liefde en vrede.

Maar Jezus wenst ons niet alleen vrede toe, Hij vraagt ook dat wij van Hem zouden getuigen onder alle volkeren. En de vraag is of we dat doen, en of onze Kerk dat doet. Verkondigt onze Kerk inderdaad de Blijde Boodschap? De Boodschap dat God in de persoon van Jezus onder ons is komen wonen, en dat Hij ons zijn Rijk van liefde en vrede heeft voorgeleefd? De Blijde Boodschap dat Jezus, dat God niet oordeelt en veroordeelt, maar dat Hij er is voor alle mensen:  voor gezonde, maar ook voor zieke en zwakke mensen.  En ook voor blinden en doven, voor zondaars en melaatsen, voor rijken en armen. Verkondigt onze Kerk alleen die Blijde Boodschap, of verkondigt ze soms liever haar eigen boodschap van zonde en zondigheid, van afkeuren en eisen stellen, van oordelen, en veroordelen wie anders is of anders denkt?

En wat doen wijzelf? Komen wij echt uit voor ons geloof, ook in deze moeilijke tijden waarin God en geloof niet meer lijken aan te spreken? Zijn wij trots op ons geloof, ook tegenover jongeren en andersdenkenden, of zijn we soms beschaamd omdat we geloven, omdat we naar de mis gaan, omdat we ons inzetten voor onze parochie en voor mensen in nood? En laten we ons soms gaan in ons pessimisme over een toekomst zonder Kerk en zonder geloof, omdat we vrezen dat we de laatsten zijn?

‘Vrede zij u’, zegt Jezus wanneer Hij aan zijn leerlingen verschijnt, en Hij zegt ook: ‘Dit zijn mijn woorden die Ik sprak toen Ik nog bij u was.’ Hij maakt dus een onderscheid tussen toen en nu. Toen, wanneer Hij als mens onder de mensen woonde. Nu, wanneer Hij als verrezen Heer aan zijn apostelen verschijnt en onder ons leeft. De ‘vorst van het leven’, noemt Petrus hem in de eerste lezing. Alleen als wij en alle mensen over die verrezen Heer en over die vorst van het leven getuigen in heel ons doen en denken kan de vrede die Jezus ons toewenst over ons en over de wereld komen.

Zusters en broeders, laten we ons dus echt en oprecht inzetten voor onze getuigenis. Amen.