Hoogfeest van Christus, Koning van het heelal (2009)

Inleiding

Op de laatste zondag van het kerkelijk jaar viert de Kerk 'Christus Koning'. Het is een bijzonder feest voor de zusters van Priorij Nazareth, want op het feest van Christus Koning begon in 1937 de Altijddurende Aanbidding in de gestalte van het uitgestelde Allerheiligste, en het is eveneens op dit feest dat in 1977 de aloude broederschap van de aanbidding van het allerheiligste Sacrament tot nieuw leven werd gewekt onder de nieuwe naam: Gemeenschap voor aanbidding. Maar het is tevens een groot feest voor ons allemaal, voor alle gelovigen die bij hun doopsel kinderen van God zijn geworden. En omdat God Koning is, zijn wij dus koningskinderen. Bij het doopsel is Hij zijn zegetocht begonnen, het overwinnen van de wereld. Kinderen hebben op zich al iets koninklijks, tenminste als ze nog echt kind zijn. Dat is het kind-zijn waartoe Jezus ons oproept, waartoe wij ons moeten bekeren: de zachtmoedigheid en de eenvoud van het kind bewaren en handhaven in een wereld van geweld. Zo is Jezus onze Koning geworden, door de vrede te bewaren in het geweld dat Hem werd aangedaan, ook toen dat geweld tot het uiterste ging. Hij, het Lam, wérd gedood en Hij heeft Zich láten doden. Door het geweld tot het uiterste aan Zich te laten gebeuren, heeft Hij ook zijn zachtmoedigheid tot een uiterste laten uitgroeien. Zo heeft Hij de wereld overwonnen. Zo is Hij de Koning geworden. Hij heeft de wereld van geweld overwonnen in Zichzelf: "Leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart" (Mt 11,29).
Bij ons doopsel waren de meesten van ons nog een baby zonder bewustzijn. Daarom geeft de Kerk ons de gelegenheid, om datgene wat wij toen onbewust hebben ontvangen, nog eens bewust door te maken. We mogen ons ook nu weer laten onderdompelen in die eindeloze vrede van onze nederige Koning, van onze zachtmoedige Koning.

Homilie

'Christus Koning'! Dat is tweemaal Koning, want Christus is de Latijnse vertaling van het Hebreeuwse woord dat 'gezalfde' betekent. Een gezalfde is iemand die door God tot koning is gezalfd. En Christus is de door God gezalfde Koning, dus Christus Koning is dubbel koning.
Jezus is de Koning in wie God Koning is. Hij is in de heilige Geest door God gezalfd, en Hij oefent het koningschap van God de Vader uit en dat is het koningschap van het hart. Jezus is Koning van de harten. Zoals Hij hier in het evangelie van vandaag voor Pilatus staat, begrijpt deze niet hoe Jezus toch kan zeggen: "Ja, Koning ben Ik", want Pilatus kan niet doordringen in het hart van Jezus.

Eigenlijk zijn er drie partijen: de Joden, Pilatus en Jezus, ieder met een eigen idee van koning zijn. Pilatus' idee van het koningschap komt aan het licht bij de vraag van Jezus: "Zegt ge dit uit uzelf of hebben anderen u over Mij gesproken?" Wat zou Pilatus nu uit zichzelf hebben kunnen zeggen of denken bij het koningschap van Jezus? Natuurlijk hoe een koningschap in zijn omgeving eruit ziet, het koningschap van de wereld. Maar daarvan zegt Jezus: "Mijn Koningschap is niet van deze wereld. Zou mijn koningschap van deze wereld zijn, dan zouden mijn dienaren er voor gestreden hebben dat Ik niet aan de Joden werd overgeleverd." In dit gesprek staat Pilatus voor een koning met onderdanen die van zich af kunnen spreken, met hovelingen die zich de kaas niet van het brood laten eten, met strijdbare dienaren die lik op stuk geven als ze worden aangevallen, die hun mondje weten te roeren, die opkomen voor hun eigen eer als die in diskrediet wordt gebracht. Dat is het koningschap zoals Pilatus zich dat voorstelt.

Wat stellen de Joden zich voor bij het koningschap van Jezus? Over hen toch vraagt Jezus aan Pilatus: "Of hebben anderen u over Mij gesproken?" Met die anderen worden natuurlijk de Joden bedoeld. Hoe zouden de Joden denken over de Koning van de Joden? Hoe stelt een Jood in Jezus' dagen zich een eventueel koningschap voor? De Joden wilden zich van Jezus meester maken om Hem mee te voeren en tot koning uit te roepen (vgl. Joh 6,15). Daarover geeft Jezus tegenover hen het verwijt: "Niet omdat gij tekenen gezien hebt, zoekt ge Mij, maar omdat gij van de broden hebt gegeten tot uw honger was gestild" (Joh 6,26). De Joden hebben in hun achterhoofd een werelds idee van het koningschap, een koningschap van bevrediging van aardse behoeften, een koningschap van brood en verzadiging, en een koning die gedragen wordt door de volksgunst, zolang hij tenminste doet wat zij willen. En als hij hun niet bevalt, niet gehoorzaamt, dan laten ze hem vallen. "Zal ik dan uw Koning kruisigen?", vroeg Pilatus aan de Joden vanuit dat koningsidee. "De hogepriesters antwoordden: Wij hebben geen andere koning dan de keizer" (Joh 19,15). Daarmee bevestigen zij dat zij maar één soort koning kennen: een aards koningschap, net zoals dat van Pilatus.

Wat is nu het koningschap van Jezus? Het koningschap van Jezus wordt uitgeoefend precies op het moment dat Pilatus aan dat koningschap twijfelt, precies op het moment dat Pilatus in zijn hart misschien wel plezier heeft om dat koningschap van Jezus, zo van: het is me de koning wel. "Gij zijt dus toch koning?" Aan het gedrag van Jezus kunnen we aflezen dat zijn koningschap een zachtmoedig koningschap is, want van de zachtmoedigen heeft Jezus gezegd: "Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten" (Mt 5,5), zij zullen koning zijn.
Jezus heeft een koningschap gebracht van geweldloosheid, van zachtmoedigheid, van een kwetsbare opstelling. Dat zien we vandaag in het evangelie voor ons gebeuren met de woorden: "Ja, Koning ben Ik." Maar omdat Hij daar staat als een gevangene, als een geboeide en als een eerloze, brengt Hij door de wijze waarop Hij dat ondergaat, dat nieuwe koningschap nog meer in beeld. Of kijkt u maar eens naar het gelaat van Jezus op de Lijkwade van Turijn. Na afloop van het ultieme geweld dat Hij aan Zichzelf heeft laten gebeuren, is daarop een uitdrukking te zien van majesteitelijke rust, van gelatenheid, geduld, eindeloos goddelijk geduld. Of kijken we met paus Leo de Grote naar het Kind in de kribbe. Heel de wereld wordt overwonnen door de zachtmoedigheid en de nederigheid van het Kind. Of kijken we naar Fra Angelico's fresco van de bespotting van Jezus. Daar zie je Jezus geblinddoekt, op een troon zittend als een koning, en daaromheen, om je zo min mogelijk te laten afleiden, datgene waar het hem om gaat: Jezus en zijn wijze van die bespotting te ondergaan. Handen die slaan, monden die spuwen, gezichten die bespotten, en daar middenin: Jezus met gesloten ogen, maar waar een waardigheid en beheersing, een koninklijk geduld vanaf straalt.

Dat is eigenlijk wat wij, iedere keer als we eucharistie vieren, bij het aanhoren van Jezus' woorden, voor ogen moeten hebben: 'Dit is mijn Lichaam voor u', voor u overgeleverd. Ik laat het aan Mij gebeuren en in mijn Hart bewaar Ik de vrede. Dat is een koninklijke vrede en díe vrede mag ook onze harten en onze onderlinge verhoudingen beheersen.