30e zondag door het jaar (2003)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 134 niet laden

Jeremia is in Jeruzalem achter gebleven, hij is niet gedeporteerd naar Babylon maar wel min of meer de gevangene van de bezetter. Hij is ook profeet en hij ziet. Midden in de ellende verkondigt hij het heilswoord dat de tijd van vreugde weer komt, na de beproeving. Dan brengt de Heer redding aan de rest van Israël, die aan het oordeel is ontkomen en de beproeving heeft doorstaan. Zij zijn 'Jakob'. Als die naam wordt genoemd, als wordt gezegd 'huis van Jakob', dan gaat het om het geloofsverhaal, de geloofsgeschiedenis van de Jood, om wat was, maar ook om toekomst. Want Jakob was de aartsvader die aan het hoofd stond van de 12 stammen van Israël, Gods volk onderweg. Met hem breidt het Joodse volk zich uit als gelovend volk. Voor het volk dat in JHWH gelooft, is er heil.

God, de Heer, haalt hen terug uit alle ballingschapstreken en brengt hen op eigen grond, na de slechte dagen. Geen wonder dat daar psalm 126 op inspeelt "Als God ons thuis brengt uit onze ballingschap". Ze moesten gaan in tranen en ze zaaiden. Je kunt je in een vrije gedachteassociatie afvragen wat zij zaaiden. Het zaad dat zij hadden - was dat anders dan Gods Woord? Wat zij aan geloof meedroegen in zich zelf - was dat toch niet de zorg van JHWH? 'Ik ben er altijd' - ook in ballingschap. "IK ben toch Israëls vader".

Wij hebben psalm 126 ook gezongen/gebeden, net als die mensen toen en daar - en nu nog. Ligt er ook niet voor ons dat Woord van God, de zorg van JHWH, als wij in ballingschap zijn, in beproeving? Als God toen hielp, zou HijZ het dan nu niet meer doen?

In de 1e lezing worden speciaal de blinden en lammen, en in een soort climax de zwangere en barende vrouwen genoemd. Vooral zij hebben recht op bescherming en aandacht. Wat zien de blinden, wat hopen de lammen, wat verwachten zwangere vrouwen, waarmee zijn barenden bezig? Is het niet het nieuwe, dat komen moet, dat door het verdriet en ongeluk en onrust heen dringt, dat gelouterd is in verwachting, dat dichter bij God brengt, dat grote blijdschap veroorzaakt? Is het anders dan gerechtvaardigde hoop, gebaseerd op geloof, leven met God?

De blinde Bartimeüs kun je zo in het O.T. plaatsen. Hij zit niet in Jericho, waar Jezus verblijft, maar er buiten, in ballingschap zou je kunnen zeggen. Als hij dan hoort dat het Jezus van Nazaret is die langs komt, 'ziet' hij. Hij ziet zoals Jeremia zag. Hij 'ziet' één ding: als die Jezus Zoon van David is, zal hij hem helpen zien. Hij klampt zich daaraan vast en schreeuwt en roept: Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij". Keihard, voor iedereen hoorbaar.

Omstanders schrikken: zo iets doe je toch niet, en zo maar durven zeggen dat die Jezus Zoon van David is .... Maar de man weet het zeker en schreeuwt nog harder. Hoe komt die man daaraan? Het zal hem misschien gezegd zijn, hij zal 'van horen zeggen' zijn gaan denken: 'als nu eens ...' - als het niet aansloot bij wat in hem leefde, had hij dat niet gedaan. Hoop op uitzicht, op redding leeft in hem, is in hem gelegd. Gods zorg. Gods zaad.

Hij spreekt Jezus aan op zijn eretitel: Zoon van David. Kan Jezus daar om heen? Hij gaat niet naar hem toe maar zegt tegen de omstanders die de blinde bedelaar eerst het zwijgen wilden opleggen dat zij de man naar hem toe moeten roepen: 'breng hem thuis', bij mij. Ze roepen de man en bemoedigen hem: "Heb goede moed", het gaat je lukken! De man springt op, zijn mantel doet hij af alsof hij zijn oude bescherming niet meer nodig heeft en spreekt Jezus aan met 'Rabboeni'. Hetzelfde woord dat Maria gebruikte in de graftuin. De ballingschap is voorbij, de vreugde breekt los, de Zon schijnt Zijn licht in de blinde bedelaar en hij ziet. Hij ziet wat al in hem lag ontkiemen. Hij ziet met levende ogen Gods levende Woord. Hij volgt. Hij weet nu helemaal zeker en draagt zijn schoven, zelf gezaaid, zelf gemaaid.

Ik hoop dat e.e.a. ook jongeren aanspreekt. Er is veel ellende in de wereld om je heen en ook het hart van de jonge mens kent verdriet. Maar laat je niet ontmoedigen. Houd die twee vermaledijde christelijke woordjes in gedachten: "En toch ...". Een toch leeft er hoop in je, en toch geloof ik in het goede van de mensen (Anne Frank) en toch accepteer ik mijn verdriet en zorg binnen de hoop die in mij leeft. Moge het de hoop zijn die Jezus van Nazaret in je oproept. 'Kom eens hier'. Bij hem kun je thuis zijn. Je bent niet de enige.

Blinde bedelaar, laat het Zonlicht in je schijnen tot in de schuilhoeken van je hart opdat je ook daar gelouterd wordt. Opdat je zult zien en je schoven zult dragen.