t’Is weer voorbij, die mooie zomer!

27e zondag door het jaar                   Cyclus B         2012                Gen 2,18-24)



t’Is weer voorbij, die mooie zomer!

 

Beste vrienden,

 

"t’Is weer voorbij, die mooie zomer, die zomer die begon zowat in mei“ – hoeveel heimwee hebben we de voorbije maanden niet gehad naar een zomer zoals hij in dit liedje wordt beschreven?

Ik ben ervan overtuigd dat, bij het horen van de tekst, de melodie ook al in jullie is opgekomen:    "t’Is weer voorbij, die mooie zomer...”   Jaren geleden, na die legendarische zomer van 1976, waar de zon scheen van mei tot september, werd dat liedje trouwens in alle hitparades grijs gedraaid.

Na de zomer van dit jaar,  die we pas achter de rug hebben, klinken die herinneringen bijna als sprookjes uit lang vervloden tijden.  Zeker als je sommige metereologen mag geloven, die voorspellen dat door de opwarming van de aarde ons weerbeeld sterk zal veranderen met steeds meer wolkbreuken, stormwinden, hittegolven en langere droogteperiodes. 

Wat is er met ons weer gebeurd, en wat staat er nog mee te gebeuren? 

En we weten het allemaal. je hoort van alle kanten stemmen die ons vertellen dat het onze eigen schuld is! 

Onze roofbouw aan de natuur, de manier waarmee we met ons milieu omgaan, onze niets ontziende uitbuiting van alle natuurlijke hulpbronnen – dat wreekt zich nu allemaal tegelijk – en dan wel zo dat niemand het nog werkelijk kan negeren!

We hebben ons eraan bezondigd en we bezondigen ons nog voortdurend, en niet alleen aan de natuur! 

Onze wereld is Gods schepping en als dusdanig behoort ze Hem ook toe. Ze werd ons alleen toevertrouwd en we moeten haar niet alleen verzorgen, beschermen en bewaren maar we moeten ze, samen met God, tot voleinding brengen.  Dat konden we toch eigenlijk reeds sinds vele eeuwen nalezen in de Bijbel. 

Zeker niet alleen maar "Heersen over de aarde!":  eenzijdiger kan je de Bijbel niet uitleggen! 

De teksten uit het boek Genesis, die we net hoorden, spreken een heel andere taal. Daar worden niet alleen maar namen aan de dieren gegeven!   In het midden oosten is het geven van een naam altijd iets bijzonders. Als je iemand een naam geeft, dan is dat niet alleen een etiket. Voor de oosterling is de naam een volledige omschrijving van zijn wezen. De naam van een dier is daarom niet alleen een etiket om het van de anderen te kunnen onderscheiden, maar met die naam wordt zijn belangrijkheid omschreven, er wordt beschreven welke rol het in de wereld moet spelen.

In de lezing die we net hebben gehoord, gebeurt veel meer dan dat de dieren hun naam krijgen. De juiste plaats die elk dier inneemt in Gods schepping wordt hier vastgelegd. 

En God doet dat samen met de mens. dat is een kolossale uitspraak. God maakt de mens tot “medeschepper”. Hij legt, samen met de mens, de laatste hand aan de schepping. Net zoals een vader samen met zijn kind een burcht bouwt uit houtblokjes. 

En wij, wij gedragen ons daarbij voortdurend zoals snotneuzen die niet mee willen bouwen, maar die alles liever terug overhoop gooien. Met houten blokjes gaat dat meestal nog goed, maar bij een wereld waar we zelf in moeten leven en waar we allemaal op aangewezen zijn, is dat ronduit misdadig.  God roept ons ter verantwoording, en dat met alle redenen. Het is namelijk niet alleen Zijn, maar ook onze wereld – een wereld die we zelf ook mee kunnen vormen. een wereld die zo moet worden dat we ons daar kunnen thuis voelen.

Die wereld kan zo zijn, wanneer wij, in volle verantwoordelijkheid tegenover God, niet alleen over de wereld heersen maar haar verzorgen en behoeden als een hoog goed, dat ons door God werd toevertrouwd. 

De lezing van vandaag wil ons dat bijzonder op het hart drukken. Vol dankbaarheid bekijken we ook dit jaar weer de rijke oogst die we van de Heer hebben gekregen. Maar we zien ook vol ontzetting wat wij, door onze onverantwoordelijke omgang met de natuur, hebben kapotgeslagen. 

Maar we staan hier gelukkig niet zonder hoop, maar vol vertrouwen dat we, samen met God, de reeds geslagen wonden in de schepping terug kunnen helen. 

Als iedereen alleen maar aan zichzelf denkt, dan zal dat niet lukken. En wanneer vooral ook die staatslieden, die de naam van God toch altijd graag in de mond nemen, als het om het milieu gaat alleen hun eigen interesse en hun eigen economisch voordeel voorop stellen,  dan is alles reeds verloren. 

Wanneer wij ons echter werkelijk bewust worden van onze verantwoordelijkheid en samen met God, en voor Zijn aangezicht, voorzichtig aan het werk gaan, dan kan alles misschien nog worden gered. 

En wie weet, misschien wordt het dan echt weer eens zomer, zo’n zomer die begint zowat in mei. Met buien die niet direct tot een overstroming leiden en met winden die niet direct orkaankracht hebben en de bomen ontwortelen. En vooral ook met zonneschijn van juni tot september, zonneschijn waarvan ook onze kinderen kunnen genieten zonder dat ze bang moeten zijn van het ozongat en van huidkanker. Amen.