Een vreemde eend in het gezelschap (Mc. 9,38-43,45-48)

Onder de soorten zinnen kennen we de mededelende zin, de vragende zin, de bevelende zin en wellicht nog andere.

Johannes deelt een voorval mee aan Jezus. Het doet dit in een mededelende zin. Er staat geen vraagteken achter deze zin en toch schuilt er een in vraag in deze zin. Een vraag naar goedkeuring over een optreden of misschien de vrees van een afkeuring? Hebben we er goed aan gedaan met een man te beletten in Jezus nam duivels uit te drijven? Deze man behoorde niet tot de compagnie en toch dreef hij in naam van Jezus duivels uit. Kan dit wel?

Opgelet een concurrent

De vraag gaat uit van Johannes. Johannes de zoon van Zebedeus en broer van Jacobus lijkt naar de sectaire kant. Dikwijls hebben Johannes en zijn broer Jacobus Jezus met grote ijver verdedigd. Zij hebben Jezus gevraagd dat hij vuur zou zenden over de Samaritanen, die Jezus niet in hun dorp binnenlaten. (Lc. 9, 54). Volgens Marcus noemde Jezus hen donderzonen (Mc. 3, 17).

In het voorval van de duivelsuitdrijver lijkt Johannes te spreken in zijn naam en deze van de andere apostelen. Er steekt wat ironie in het optreden en de verontwaardiging van de leerlingen. Ze verbieden iemand die kwade geesten wil uitdrijven en ze vergeten dat ze zelf kort voordien onmachtig waren om tegemoet te komen aan de vraag van een bezorgde vader die zijn gekwelde zoon bij de leerlingen had gebracht (Mc. 9, 14-29). Zij slaagden er toen zelf niet in om de boze geest te bestrijden.

Hun reactie is corporatistisch. Zij willen grenzen trekken en sluiten daardoor anderen uit. Enkel dat wat gebeurt door Jezus en door iemand van hun groep is goed. Ze reageren zoals Jozue, die wou dat Mozes aan twee jonge mannen zou verbieden te profeteren. Maar Mozes bekijkt het helemaal anders en wenst dat de Heer zijn geest op allen zou leggen. Jezus is niet akkoord met de handelwijze en de redenering van Johannes en de andere leerlingen. Hij denkt ruimer dan zijn leerlingen. “Belet het hem niet, zegt Jezus, Want iemand die die een wonder verricht in mijn nam kan onmogelijk het volgende moment kwaad van mij spreken. Wie niet tegen ons is, is voor ons" (Mc. 9,39-41).

Belet het hem niet

Jezus denkt inclusief; de leerlingen exclusief. Zij willen de exorcist uitsluiten omdat hij niet van hun groep is. De leerlingen komen niet alleen op voor hun rang en positie, maar pochen ook op hun privilegies. “Je kunt ver van Jezus zijn al zijt je in zijn gevolg” (C. Focant, L’évangile selon Marc, p 360).

Jezus daarentegen opteert er voor dat de man verder naar de richting van Jezus toe kan groeien. Jezus trekt geen grens en hij sluit de man niet uit, die in zijn naam is opgetreden. Jezus nodigt uit, blij om het goede dat geschiedt. Mensen kunnen al op weg zijn naar Jezus vanuit hun verlangen naar en hun inzet voor een betere wereld en door de stappen die ze op die weg daarheen zetten. Jezus getuigt van een grote openheid. Zijn criterium hierbij is dat wie geen kwaad zeggen over Jezus, d.w.z. wie hem niet verwerpen, dat deze op de goede weg zijn naar hem. We kunnen met velen opkomen tegen het kwaad. Gelukkig maar dat ook buiten ons veel goed gebeurt. We mogen blij zijn dat meerdere begaan zijn om demonen in te tomen.

Johannes was zeker verrast door het antwoord van Jezus. Jezus ziet in die man een sympathisant zoals er in het evangelie een aantal zijn. Mensen die maar even met Jezus in contact zijn gekomen, maar er toch door geraakt werden. De leerlingen zijn als missionaire gemeenschap op hulp van mensen aangewezen. Dit gebeurt later in de christengemeenschappen die Paulus kent (Rom. 8,9; 1 Kor 1,12;3,23; 2 Kor. 10.7).

Jezus heeft een woord van lof voor hen die aan zijn volgelingen een beker koud water aanreiken. “Wie niet tegen ons is, is voor ons. Ik verzeker je: wie jullie een beker water te drinken geeft omdat jullie bij Christus horen, die zal zeker beloond worden” (Mc. 9, 40-41).

Kleine gebaren

Hoe goed heeft de beker koud water gesmaakt tijdens de zomerse hittedagen van 2018! Wij kunnen uitweiden over hen die over geen drinkwater beschikken, over het werk dat wordt gedaan om water op te sparen in regenbekkens. Veel ontwikkelingshulp is aan dergelijke projecten besteed.

De beker water staat ook voor de vele kleine dingen, die we dagelijks voor medemensen kunnen doen, allereerst in eigen gezin en in de kringen waar we komen. Het leven bestaat uit zoveel kleine dingen, die zich dag aan dag herhalen. Er is de pastoraal van de presentie, het luisteren, de vriendelijkheid, de erkenning;

De monniken van Tibherine hebben dit getoond en beleefd in het dagelijkse omgaan met de moslims in hun buurt. « Le dialogue est ‘rarement d’ordre strictement théologique  », expliquait encore Christian. « Nous fuyons plutôt les joutes de ce genre. Je les crois bornées. Un verre d’eau offert ou reçu, un morceau de pain partagé, un coup de main donné parlent plus juste qu’un manuel de théologie sur ce qu’il  est possible d’être ensemble »  » (p. Henry Quinson, Secret des hommes, Secret des hommes, secret des dieux L'aventure humaine et spirituelle du film Des hommes et des dieux. p. 173).

Open naar anderen

Een gesloten gemeenschap heeft soms moeite om te aanvaarden dat anderen goede dingen doen. Zo ook, wie denkt dat zijn groep het monopolie heeft. Je kan je producten aanbevelen, maar je moet daarom deze van je concurrent niet slecht maken. We kijken zo kritisch naar anderen buiten onze kring, die met iets nieuws beginnen. Zo hebben kerken tegenover elkaar gestaan. In de jaren 1950 vormde zich in Boechout een protestantse gemeenschap, kwam er een kerk en een school met de Bijbel tot stand. Het wekte toen nogal reactie van de katholieken. Dank zij het concilie is er meer begrip gegroeid (Lieve Gevers, Kerk in de kering, p 340).

Harde woorden

Jezus doet daarna enkele zware uitspraken aan het adres van zijn apostelen en volgelingen. Hij is zeer streng voor wie de kleinen afwijzen die willen geloven. Wie bedoelt Jezus hiermee? Bedoelt hij de kinderen of/en de eenvoudige mensen? Geeft hij hier een terechtwijzing aan de apostelen, die niet zo goed beseffen dat Jezus de kinderen als voorbeeld stelt? Bij hun discussie over wie de grootste is, heeft hij een kind in hun midden geplaatst. Hij sloeg zijn arm eromheen en zei: “Wie in mijn naam één zo’n een kind opneemt, neemt mij op” ( Mc. 9, 36-37). Wanneer kort nadien moeders hun kinderen bij Jezus brengen, maakte de leerlingen opmerkingen en berispten zij deze mensen (Mc. 10; 13). Geven de apostelen daarmee alweer een bewijs dat zij Jezus voor hen alleen willen houden?

Het kan ook zijn dat Jezus met de kleinen en geringen die in hem geloven, mensen bedoelt die zoals deze man, die in de naam van Jezus demonen uitdreef en die door de apostelen werd tegengehouden en weggejaagd? De geringen zijn dan niet zozeer de kinderen, maar mensen in groei naar geloof. Wij mogen hen niet afschrijven, maar we zullen hen bemoedigen in het goede dat zij verrichten. Hebben we oog voor hun inzet voor gerechtigheid? Wij zullen hoogmoed en hardheid tegenover hen afleggen. Wij hebben elkaar nodig. Hoe gaan we om met mensen die weinig naar de kerk komen of niet meer komen? In hun boek Geloven op de tast geven Anselm Grün, en Tomas Halik aan dat geloof en ongeloof elkaar kunnen ontmoeten.

Jezus is heel hard voor wie zich superieur acht en de kleinen en de geringen de weg naar hem versperren. Hij doet hierover aan hun adres enkele krasse uitspraken. Het zijn radicale uitspraken beïnvloed door Oosterse zegswijzen. Het zijn beelden. Zo we ze letterlijk toepassen, verminken we onszelf, doen we aan automutilatie en verhogen wij het aantal gehandicapten. Deze zegswijzen bevatten niettemin een dosis mensenkennis. Het oog, het hart en het lichaam hebben wat met mekaar te maken, zoals commentatoren aangeven bij een vers van Num. 15,39 “Houd je aan de geboden, zodat jullie die naleven en mij niet ontrouw worden door de begeerten van je hart en je ogen te volgen.” Daarover zeggen ze : “ Het oog ziet, het hart begeert en het lichaam begaat de zonde ”; “Das Auge sieht, das Herz begehrt und der Leib vollbringt die Sünde” ; “ Le coeur et les yeux sont les explorateurs du corps, et ils se font des agents pour les péchés : l’oeil voit, le coeur désire et le corps commet la faute “(Rashi citant le Midrach Tan’houma).

Jezus geeft ermee aan dat opkomen voor het evangelie, opkomen voor gerechtigheid dat dit lijden meebrengt. De weg naar het Rijk Gods is geen brede, gemakkelijke weg. Zelfgenoegzame komen er niet binnen. Jezus gaat er ons in voor door zijn trouw; hij is radicaal, maar hij zondert zich niet af. Hij trekt allen mee met allen die niet tegen hem zijn. Jezus bemoedigt ons om op weg te gaan, samen met allen die het goede nastreven. Bemoedig wie goed doet, werk ermee samen. Het brengt ons bij Jezus. Jezus buigt de vraag van Johannes om tot een uitnodiging om niet tegen hem te zijn, maar voor hem.