Goed leiderschap (2012)

Onderweg naar Jeruzalem met de leerlingen waarschuwt Jezus hen nog eens heel nadrukkelijk: Weet wel waaraan je begint.

Maar ze begrepen niet wat Hij zei, schrijft Marcus. Wellicht omdat ze zulk slecht nieuws niet wilden horen.

En terwijl Jezus zijn lijden aankondigt en zich zorgen maakt, lopen zij onder elkaar de baantjes te verdelen, nog steeds denkend dat Hij aan de macht zal komen.

'Ze hadden onderweg een woordenwisseling wie van hen de voornaamste was'.
'Waar hebben jullie onderweg over lopen ruziën?', vraagt Jezus.
Maar schrijft Marcus, 'ze zwegen'. Allicht, want achteraf schamen ze zich dood.

Hoelang zouden wij zwijgen, als Jezus aan ons, de kerk van nu, zou vragen: Waar ging jullie discussie over?

Dan zou het ook weleens pijnlijk stil kunnen worden.
Want hoeveel gelovige energie, hoeveel aandacht voor het evangelie en aandacht voor de werkelijke levensvragen zou er niet vrijkomen als wij (en de opvolgers van die apostelen voorop) zouden stoppen met 'de vraag wie de baas is, wie de voornaamste is, wie het voor het zeggen heeft?

Dat betekent niet dat de kerk het wel zonder leiders kan.
Maar leiderschap betekent hier niet: macht willen uitoefenen, de baas willen zijn, je laten voorstaan op je rang of status, willen domineren of volgzaamheid zonder nadenken eisen.

Het leiderschap dat Jezus voorstaat, is dienaar zijn, de minste durven zijn.
En om duidelijk te maken wat Hij van leiders, van zijn apostelen verwacht, zet hij een kind in hun midden.

Nee, dat zal niet zo'n schoongewassen en opgetut kind zijn geweest dat bloemen mag geven aan de president of de paus.

Niet zo'n kind waarmee grote leiders graag op de foto gaan om te demonstreren hoe eenvoudig en aardig ze wel zijn.
Nee, we moeten veeleer denken aan zo'n kind uit een vluchtelingenkamp, een kind op de mestvaalt van de grote stad, zo'n zwerfkind in Brazilië of Afrika.
Met die kinderen voelt Jezus zich verbonden.
Kijk - zegt Hij -, als jullie je niet te groot wanen om zo'n kind voorop te zetten, als je kleine en kwetsbare wezens voorrang geeft in je denken en doen, als je hen belang- rijker vindt dan jezelf, dan kun je leiding geven, en hoor je bij Mij thuis.

Allerlei ellende, ruzie en onenigheid - in het groot en in het klein - komt bijna altijd voort uit het feit dat de één zich belangrijker acht dan een ander, de beste plaats opeist voor zich- zelf (zie de lezing uit de brief van Jakobus).

Natuurlijk willen we allemaal gerechtigheid en welvaart voor allen, maar onze eigen economie mag er niet onder lijden. Natuurlijk zijn we allemaal voor het behoud van het milieu, en moeten er maatregelen getroffen worden, maar waarom moeten “wij daarmee beginnen”? En vrede willen we allemaal, maar altijd moet eerst die ander over de brug komen. Wij staan in ons gelijk, en hoeven niet de minste te zijn. Jawel - zegt Jezus -, je moet wel de minste willen zijn. Vaak en voor velen is dat echter te veel gevraagd.

Maar ze zijn er wel: mensen die anderen voorrang geven, niet op hun strepen gaan staan, en werkelijk gezag hebben omdat ze niet de baas spelen.
Ze zijn er wel, dat soort evangelische mensen.
En ze zijn de hoop voor onze wereld.
Mensen die het gevecht aangaan met zichzelf, hun eigen egoïsme bestrijden, dat zijn mensen van vrede.  Amen
--------------------

N.B. De preek is van de hand van Cees Remmers Uit zijn boek: Van toen en thans Met dank aan hem.