En jullie, willen jullie ook weg gaan?

21e zondag door het jaar       Cyclus B         2012                                        Joz 24, 1-2a. 15-17.18b

                                                                                                                        Joh 6. 60-69

 

En jullie, willen jullie ook weggaan?



Beste vrienden,

 

God heeft ons een vrijblijvend aanbod gedaan. We kunnen het aannemen of verwerpen – een derde mogelijkheid is er niet.  Dat is de inhoud van zowel het evangelie als van de eerste lezing van vandaag. En daarover moeten we zeker toch wel eens nadenken. 

Het verhaal waar het over gaat vinden we op het einde van het boek Josua. Josua is de opvolger van Mozes, hij heeft de Israëlieten in het beloofde land gebracht en heeft nu alle stammen in Sichem bijeengeroepen.  Een tijdperk is ten einde gegaan, de tijd van zwerven door de woestijn is voorbij. Het beloofde land is veroverd en in bezit genomen.   

Jahweh heeft woord gehouden. En nu stelt Josua, en door hem God zelf, het volk voor de keuze: Jullie kunnen kiezen, Kiezen tussen Jahweh, die bewezen heeft dat Hij een sterke en trouwe God is, en de vreemde goden, die helemaal niets hebben bewezen. 

Het volk beslist: Jahweh heeft ons geleid. Wij willen de Heer dienen, want Hij is onze God. De grote diepte van dit verhaal begrijpen we pas dan wanneer we er de diepere zin van ontdekken.
Alles wat eindigt bevat reeds de kiem van een nieuw begin, en vanuit dit inzicht stelt Josua de vraag: Wat wilt ge? Blijven jullie bij Jahweh of willen jullie andere goden? Die zijn er genoeg! Jullie moeten kiezen!

Dat dringende verzoek van Josua is een uitdaging om zich terug te bezinnen op het verleden. Als Israël over zijn verleden nadenkt, dan heeft het geen keuze: wij hebben tot op heden met die God geleefd, Hij stond aan onze kant. Het is een ervaring die de mensen getekend heeft. een dergelijke ervaring die hoop geeft voor de toekomst. Een dergelijke herinnering geeft ook vertrouwen in die toekomst. De beslissing is dan ook vlug genomen – voor het volk Israël begint een nieuwe tijd: het veroverde land wordt bebouwd en tot thuisland omgebouwd.  

Bij wat in dit verhaal gebeurt vinden ook wij hulp voor ons en voor ons leven. Ook wij moeten een beslissing nemen.  Ook ons leven is nooit onherroepelijk, nooit onherroepelijk slecht en ook nooit onherroepelijk goed. Ook ons leven bestaat uit een voortdurend beeindigen en telkens weer opnieuw beginnen.  Ook van ons wordt altijd weer een keuze gevorderd.
Bij het nemen van een dergelijke beslissing moeten ook wij ons grondig over het verleden bezinnen.

Misschien heeft God zich in ons dagelijks leven niet zo duidelijk gemanifesteerd als bij het volk van Israël. Dat volk heeft Hij vanuit Egypte naar een land gevoerd dat overliep van melk en honig. In ons dagelijks leven heeft Hij zich misschien niet zo duidelijk als reddende God gemanifesteerd als in de grijze oudheid.  Maar bij zo vele kleine etappes op onze levensweg hebben we zeker zijn leidende en begeleidende liefde kunnen voelen. We voelen aan dat we van Hem zulke waardevolle zaken als vriendschap en liefde hebben ontvangen; dat geluk en geborgenheid ook voor ons werkelijkheid zijn geworden zonder dat we er voor moesten vechten.   Dat we ineens verder konden zien dan die enge horizon en dat we ook andere maatstaven als geld en bezit, eten en drinken konden aanvaarden.  dat zijn allemaal sporen van Zijn werking.  Hebben wij die werkelijk nog nooit gevoeld?  Hebben we nog nooit ervaren dat we daar goed mee zijn gevaren?    Ook voor ons, in deze tijd, is het belangrijk dat we achter die God blijven staan, wiens liefde ons in de persoon van Jezus een niet te overzien teken heeft gegeven. Voor ons is het nu belangrijk dat we met die Jezus meegaan. Als we zo leven zoals Hij heeft geleefd, voert Zijn weg ons naar een goede en gelukkige toekomst.  Zijn Pasen maakt ons toch duidelijk dat een dergelijk leven een deugdelijk leven is. Dat Leven houdt stand tegen de dood en het is blijvend.  

Dat is het wat God vandaag van ons vraagt: dat ook wij een beslissing zouden nemen, dat we ons over het verleden zouden bezinnen en opnieuw beginnen. Dat is toch een blijde boodschap, alleen al omdat ze ons er aan herinnert dat we het geluk hebben met Jezus verder te kunnen gaan en voluit te mogen leven.

De vraag die Jezus aan zijn leerlingen stelt geldt ook voor ons: “En jullie, willen jullie ook weggaan?”

En alles hangt er van af of ook wij zo veel moed hebben als het volk Israël of een even onwankelbaar geloof als Petrus, zodat we net zoals hij ook kunnen zeggen: “Heer, naar wie zouden we gaan. In Uw woorden vinden we inderdaad eeuwig leven.”

 

Amen