Brood des levens (2009)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 538 niet laden

Broeders en zuster in Christus,

Zoals u waarschijnlijk weet, bestaan er tussen de verhalen van de drie eerste evangelisten Mattheüs, Marcus en Lucas grote overeenkomsten. In een zogenaamde synopsis dat overzicht betekent, worden de drie evangeliën naast elkaar in drie kolommen per bladzijde afgedrukt om ze met elkaar te kunnen vergelijken en overeenkomsten en verschillen te zien. Het vierde en laatste evangelie van Johannes staat daar helemaal buiten omdat het een geheel andere opbouw heeft. De drie eerste evangeliën beginnen op aarde met het leven van Jezus of een geslachtsregister. Het evangelie van Johannes begint voor alle tijden. In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden dat geworden is. In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen.

Zoals in Genesis is dit Woord een scheppend woord, daad. Als wij over God spreken dan is Hij in de eerste plaats een scheppende, handelende God, daad, dynamiek, actie.
Zo laat God zich in heel de bijbel kennen als een God die handelt voor en met zijn volk en die mensen aanspoort om te handelen, op te staan en op weg te gaan naar een land van belofte.
Johannes legt de nadruk op het grootste geheim van het christendom, de menswording van God. Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd. Deze goddelijke daadkracht van het Woord heeft een menselijke gestalte aangenomen in Jezus. Johannes spreekt steeds over de band die Jezus heeft met zijn Vader. Alles wat Jezus doet, doet hij uit de kracht van zijn Vader en met de volmacht van zijn Vader die hem gezonden heeft. In alles verwijst Jezus naar zijn Vader. Daarom zegt hij: wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien en wie mij kent, kent de Vader.

Wij kunnen God alleen kennen in de daden van heil en gerechtigheid die Hij aan ons doet en die wij ervaren. Heel de geschiedenis van heil die God aan mensen gedaan heeft, krijgt een gezicht in die ene mens. Het Woord is vlees geworden, mens geworden en Jezus getuigt in heel zijn leven en handelen van dat Woord. Bij Johannes is de grote opdracht van Jezus de heerlijkheid van God te openbaren. Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid.
De heerlijkheid, de glorie van God mogen wij ervaren in zijn genade. Waar ons de ogen geopend worden voor de waarheid, waarachtigheid, echtheid om ons heen en in onszelf, daar wordt de heerlijkheid van God zichtbaar.
Johannes noemt de wonderen die Jezus doet, tekenen. Tekenen die verwijzen naar de Vader en die gedaan worden om de heerlijkheid van de Vader zichtbaar te maken.

Vorige week hoorden we het verhaal van de spijziging van de vijfduizend. Dit is een van de weinige verhalen die bij alle vier de evangelisten voorkomt. Zij zijn bijna woordelijk hetzelfde. Maar aan het eind van het verhaal voegt Johannes een paar zinnen toe die de verbinding leggen met de lezing van vandaag.
Toen dan de mensen zagen welk teken hij verricht had, zeiden zij: deze is waarlijk de profeet die inde wereld komen zou. Daar Jezus bemerkte dat zij zouden komen en hem met geweld meevoeren om hem koning te maken, trok hij zich terug in het gebergte, geheel alleen.

De dag van de spijziging heeft zich afgespeeld aan de overzijde van het meer van Tiberias.
&s Avonds gaan de discipelen zonder Jezus in de boot om het meer over te steken. Het is donker en het meer is onstuimig. Dan zien zij Jezus over het water gaan. Het is al een verrijzenisverhaal. Het water is hier het symbool van de dood. Jezus die over het water gaat is al ontstegen aan de machten van de dood die geen vat meer op hem hebben.
We hoorden vorige week het verhaal van de spijziging, het verhaal van de broden. Daarna gaat Jezus over het meer wat betekent opstanding, het verhaal van het leven. Brood, leven en dan gaat het vandaag over het brood des levens.
De mensen hebben &s avonds gezien dat de discipelen in een boot wegvoeren en dat Jezus er niet bij was. De volgende dag gaan ze hem zoeken op de plek van de spijziging maar vinden hem niet. Dan steken ook zij het meer over en komen in Kafarnaüm waar zij Jezus vinden. Heel verbaasd vragen zij hoe hij daar gekomen is en Jezus antwoordt: Gij zoekt mij niet omdat gij tekenen gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt en verzadigd zijt. En hierbij denkt Jezus natuurlijk aan het voorval van de vorige avond. Nadat de mensen verzadigd waren, zeiden ze dat hij de profeet was die in de wereld komen zou en wilden hem tot koning maken. Hij is de mensen ontvlucht omdat ze er niets van hadden begrepen. Jezus wil meer zijn dan een koning die alleen maar honger stilt en magen vult.

Met dit verhaal staan we middenin de actualiteit van onze wereld. We horen elke dag van honger en materiële nood ver weg en dichtbij. Natuurlijk moeten we er alles aan doen om deze schaarste met behulp van economie en politiek op te heffen. Politici die zich sterk maken voor het verbeteren van het materiële welzijn van de bevolking, zullen veel bijval krijgen. Maar we weten ook dat in de twintigste eeuw hele volken zich hebben laten misleiden door beloftes van materiële vooruitgang en zo terecht zijn gekomen in de grootste onvrijheid en dictatuur. Als een beweging wil blijven bestaan dan moet er een visie zijn die verder gaat dan een puur materieel doel, verder dan brood alleen.
De evangelist Johannes spreekt steeds in tegenstellingen. Er is de wereld van het vlees, van het materiële, van de hebzucht, een wereld die in haar uiterlijke roem en rijkdom toch heel tijdelijk is. We zien het aan de bankcrisis en de recessie. Tegenover het tijdelijke van de wereld stelt Johannes het geloof als het blijvende. De mensen die van de broden gegeten hebben zullen de volgende dag weer honger hebben. Aan onze materiële wensen komt geen einde. We hebben het een en zien al weer verlangend uit naar het ander.
Tegenover het brood dat vergaat en waar we weer honger van krijgen, spreekt Jezus over het voedsel dat blijft. De wereld tegenover het geloof. De onrust van de wereld tegenover de innerlijke rust die het geloof met zich meebrengt. We staan in de wereld maar als gelovige zijn we ook al onttrokken aan de wereld.
Jezus zegt dat de mensen niet moeten werken om het voedsel dat vergaat maar om het voedsel dat blijft tot in het eeuwige leven en dat de Mensenzoon hen zal geven, want op hem heeft God de Vader zijn zegel gedrukt. Dit wil zeggen dat Jezus in zijn handelen de volmacht van de Vader heeft. Toch hebben de woorden van Jezus bij de mensen, die hem aanvankelijk zochten voor het brood, iets anders wakker geroepen. Want zij vragen: wat moeten we doen als we de werken willen verrichten die God van ons vraagt. En het antwoord is heel eenvoudig: geloof in hem die door de Vader gezonden is. Dan is er altijd weer die menselijke twijfel en daarom de vraag naar een bewijs. Als Jezus degene is die door de Vader gezonden is en die handelt met de volmacht van de Vader, laat hij dan een teken doen opdat wij zien en geloven.
Het is typisch voor Johannes dat door vraag en antwoord, tegenvraag en heel veel onbegrip de toehoorder stapje voor stapje gevoerd wordt naar moment waarop Jezus openbaart wie hij is. De mensen hebben Jezus gezocht vanwege het brood. Ze hebben de vele tekenen die hij gedaan heeft niet herkend als tekenen, niet begrepen en toch vragen ze om een teken opdat ze zien en geloven. De vraag wat Jezus doet, is het onbegrip ten top. Laat ons zien wat gij doet zoals God in de woestijn aan onze voorvaderen het manna heeft gegeven, brood uit de hemel.
Brood uit de hemel wordt nu het sleutelwoord dat tot het hoogtepunt van het verhaal leidt.
Het volk is bevrijd uit Egypte en staat in de woestijn. Het volk staat voor de grootste menselijke beproeving: ik ben vrij en wat doe ik met mijn vrijheid. Wil ik mijn verantwoording op mij nemen, werken aan gerechtigheid op weg naar het land van belofte of wil ik terug naar Egypte waar brood is en zekerheid maar ook onvrijheid.
God helpt op deze tocht zijn volk met manna maar stelt het hiermee ook op de proef of het zich aan zijn voorschriften houdt. Het manna is voedsel voor onderweg, maar tijdelijk.
Dan zegt Jezus: Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel; want dat is het brood Gods dat uit de hemel neerdaalt en aan de wereld het leven geeft. Onze wereld als dood, duisternis, staat tegenover het ware leven en het licht.
Wanneer mensen horen van brood dat leven geeft, dan is natuurlijk de vraag: Heer, geef ons altijd dit brood. Ik denk dat ze heel vreemd hebben opgekeken toen Jezus zei: Ik ben het brood des levens, wie tot mij komt zal nimmermeer hongeren en wie in mij gelooft zal nimmermeer dorsten. Maar ik heb u gezegd dat gij niet gelooft al hebt gij gezien.

Het hele verhaal speelt met de begerigheid van mensen naar brood en leven, zeker als het gegeven wordt. Voor brood en leven heeft men heel wat over. Maar dat verandert als het over ander brood en ander leven gaat. Als het niet meer gaat om hebben maar om danken en delen. Tot Jezus komen is iets anders dan een toeschouwer zijn die nieuwsgierig afkomt op de wonderdoener. Tot Jezus komen betekent geheel solidair zijn met hem, zich totaal inzetten voor de zaak waar Jezus zich voor inzet, de openbaring van de heerlijkheid van God. Geloven in Jezus zoals Jezus onvoorwaardelijk gelooft in zijn Vader en trouw is aan hem.
Geloven betekent persoonlijk stelling nemen, engagement, handelen. Het manna werd gegeten maar het Brood des levens, het levende brood, het vleesgeworden Woord, moet nagevolgd worden. Als wij van het brood eten betekent dat een instemming met het program waar Jezus voor staat en waar hij zelf het levende getuigenis van is. Werken aan echt leven, waarheid, waarachtigheid, liefde en trouw. Wie blijft staan bij de verzadiging door de broden, zal Jezus nooit vinden, de Weg, de Waarheid en het Leven. Amen.