13e zondag door het jaar B - 2021

Zusters en broeders,

Toenemend geweld in gezinnen, vooral tegen vrouwen, ouderen die vreselijk eenzaam zijn, jongeren die een overdosis pillen slikken, die geen contact meer hebben met de werkelijkheid, die plots stoppen met studeren, die aan anorexia lijden … de voorbije maanden steken als gevolg van de coronacrisis bijzonder veel wanhoop en ellende de kop op.

Wanhoop en ellende vinden we ook in het evangelie. Het dochtertje van Jaïrus is doodziek, en een vrouw lijdt al twaalf jaar aan een ongeneeslijke bloeding. Twee mensen die totaal wanhopig zijn, zo wanhopig dat ze zich vastklampen aan Jezus. De vrouw doet dat zelfs bijna letterlijk, want ze denkt: ‘Als ik alleen maar zijn kleren kan aanraken, zal ik genezen zijn.’ En Jaïrus gaat in tegen zichzelf en zijn overtuiging. Als overste van de synagoge is hij immers een farizeeër, en farizeeërs zijn niet direct Jezus’ beste vrienden. Ze geloven helemaal niet in een profeet die zichzelf de Mensenzoon noemt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de mensen die luid staan te huilen en te weeklagen omdat Jaïrus’ dochtertje gestorven is, Jezus uitlachen als Hij zegt dat het meisje alleen maar slaapt.

Maar sterker dan twijfel is de wanhoop, zowel bij de vrouw als bij Jaïrus, en beiden reageren zoals zovelen doen als ze geen uitweg meer zien, als ze kapotgaan door menselijk lijden, door een ongeneeslijke ziekte, door de ene tegenslag na de andere, door een leven vol miserie. Dan herleeft vaak het geloof dat zich dikwijls in niets meer uit dan een kaarsje in de kerk of thuis voor een Mariabeeldje, want groter dan dit kaarsje is het geloof niet meer, maar wie weet, misschien helpt het wel.

Maar in het evangelie is geloof de kern van het verhaal. ‘Uw geloof heeft u genezen’, zegt Jezus tegen de vrouw, ‘Wees niet bang, en blijf geloven’, zegt Hij tegen Jaïrus wanneer hem gemeld wordt dat zijn dochtertje gestorven is.

Blijf geloven: dat zegt Jezus ook tegen ons. En net als tegen het meisje zegt Hij ook tegen ons: ‘Sta op’, en Hij voegt daaraan toe: Doe iets met en voor je geloof. Blijf niet lui liggen in je leven, alleen maar met en voor jezelf, maar doe iets voor je medemensen, je omgeving, de natuur. Kijk om je heen, en zie wat je kan doen. En begin niet te fantaseren zoals die weeklagers bij Jaïrus, die huilen omdat zijn dochtertje zogezegd gestorven is. Nee, geen fantasie, maar daadkracht.’ Dat zegt Hij ook tegen de ouders van het meisje: ‘Geef haar te eten, zodat ze kan herstellen van haar zwakte.’ En tegen ons zegt Hij: ‘Breek en deel met mensen in nood, zodat ze echt kunnen leven. En aanvaard dat ze soms anders doen, anders zijn, anders denken dan jij.’

Zusters en broeders, de eerste lezing komt uit het boek Wijsheid, en daarin hoorden wij: ‘God schept geen behagen in de ondergang van de levenden. Hij heeft immers alles geschapen om te leven.’ Aan dat leven mogen wij meewerken, niet alleen voor onszelf, ons gezin, onze familie, onze vrienden, maar voor al onze medemensen. We mogen trouwens meewerken aan alle leven in de schepping, dus ook aan het milieu, de natuur, het klimaat. En daarbij kunnen we ons altijd vastklampen aan God. ‘Hij heeft de mens immers geschapen voor de eeuwigheid, als afspiegeling van zijn eigen wezen,’ zo klinkt het in de eerste lezing. Laten we ons daar altijd van bewust zijn, en daar ook naar leven in heel ons doen en denken: dat we een afspiegeling zijn van Gods eigen wezen. We moeten dus niet moedeloos en wanhopig worden in deze langdurige coronatijd, want ook in deze tijd blijven liefde, vrede en vreugde de kern van ons bestaan. ‘Blijf geloven, dan blijft je leven waarachtig’, zegt Jezus. Amen.