10e zondag door het jaar B

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Onlangs vierden we Sacramentsdag. We herdachten dat Jezus voedsel wil zijn voor ons. Vandaag horen wij dat Hij opgegeten wordt, opgeslokt door mensen, die Hem allemaal willen zien, horen, aanraken. Hij heeft niet eens de tijd om zelf te eten. Zijn moeder en verwanten zijn bezorgd over Hem. Hij lijkt wel overspannen, niet goed bij zijn hoofd, vinden ze, en ze gaan Hem zoeken. Net als twintig jaar eerder, toen Hij achterbleef in de tempel. Hij is gek, denken ze. Hij vergeet helemaal aan zichzelf te denken; dat kan niet goed blijven gaan. En de schriftgeleerden, de theologen van toen, maken het nog erger: die Jezus is van de duivel bezeten, zeggen ze.

Jezus was blijkbaar niet te houden. Hij wilde de mensen oog leren krijgen voor de ware God, en oog leren hebben voor elkaar. Hij droomde van een wereld die rijk Gods zou zijn. Gedreven door de wil van de Vader zei Hij en deed Hij dingen die anderen raar vonden, zwaar overdreven, goed gek. Doe maar gewoon, zeiden ze (en zeggen wij); dan doe je al gek genoeg.

Daar zit iets in, maar voordat je het weet, beland je dan als gelovige in het gezapige midden. Dan kom je al gauw terecht in een grauw en lauw christen-zijn, zonder kraak of smaak. In de middelmatigheid mankeert het aan de Geest. En wie tegen de Geest ingaat, zegt Jezus, staat er heel slecht op.

‘Doe maar gewoon; dan doe je al gek genoeg' kan dikwijls waar zijn. Maar echte christenen zijn allemaal een beetje gek: Franciscus van Assisi vonden ze indertijd ook een rare. Benedictus, Bernardus, Theresia - ze werden in hun tijd allemaal voor gek versleten. Of korter geleden: Edith Stem, Titus Brandsma, pater Damiaan en Peerke Donders, Oscar Romero - allemaal een beetje gek; sommigen zeiden: van de duivel bezeten.
Gewoon doen is: alleen aan jezelf denken en houden wat je hebt. Gek is: weinig aan jezelf denken, je uitsloven voor anderen, dromen werkelijkheid doen worden, werken aan vrede en gerechtigheid.

U kent ze wel: die onmisbare ‘goeie gekken'. Mensen die bijvoorbeeld al tien jaar lang bijna dagelijks langs een demente moeder gaan; of die al jaren lang - zonder dat iemand het weet - de was doen voor een oudere en alleenstaande buurman; mensen die door weer en wind collecteren voor het goede doel; mensen die hun vrije dagen aan de jeugd geven; mensen die het hemd van hun lijf geven. Het zijn allemaal ‘goeie gekken'.

Ik weet het wel: ‘Doe maar gewoon; dan doe je al gek genoeg' is vaak een wijs gezegde, maar als het de lijfspreuk wordt van christenen, van kerkmensen, dan kun je de toekomst gerust afschrijven. Dan is de Geest helemaal zoek.

De Geest is ook zoek in een kerk waarin gelovigen hun verantwoordelijkheid op anderen afschuiven. In plaats van eigen middelmatigheid, lauwheid toe te geven, hebben altijd anderen het gedaan. De jeugd heeft het gedaan, of de godsdienstleraar. Dat ze lauwe katholieken zijn geworden, is de schuld van de mo-derne pastoor of van een antieke pastoor. Het koor zingt de verkeerde liedjes. Ze hebben hun mis afgeschaft. Ze hebben ons voor de gek gehouden. Het is de drukte, de moderne tijd.

Het is altijd de ander. Dat is al zo oud als de wereld. Adam schuift het op Eva, en zij geeft de slang de schuld. Maar God vraagt vandaag aan ons, aan mij: Waar ben jij? Ben jij er ook zo een die zich verschuilt achter anderen, of ben je een beetje gek, een goeie gelovige gek, zoals Hij?