Laten we danken 2017

De eucharistie is het hart van de Kerk. Het klopt sinds Witte Donderdag. De apostel Paulus is de eerste om er over te schrijven. Hij deelt aan de christenen van Korinthe mee wat hij zelf heeft ontvangen “dat de Heer Jezus in de nacht waarin hij werd overgeleverd brood nam en na gedankt te hebben het brak en zei: Dit is mijn lichaam voor u. Doe dit tot mijn gedachtenis. Zo ook nam Hij na de maaltijd de beker” ( 1 Kor. 11, 26-26).

Zegenend en dankend

Wanneer Matheus, Marcus en Lucas tientallen jaren na Paulus hun evangelie schrijven, gaan deze drie evangelisten uitvoeriger in op het Laatste Avondmaal, op de voorbereiding ervan, op de sfeer in de zaal en het verloop. Ze gebruiken in hun verhaal over de zegening van het brood en de beker ongeveer dezelfde woorden als Paulus. Ze wijzen er op dat Jezus daarbij een zegenbede uitsprak en een dankgebed. Eucharistein, dit is het Griekse woord voor danken. Christenen hebben vrij vlug het woord ’eucharistie’ gebruikt om weer te geven wat Jezus bij het zegenen van het brood en de beker heeft gedaan. Hij geeft zich zelf zoals hij het een paar uur later zal doen op Goede Vrijdag, wanneer hij gekruisigd wordt en zijn bloed vergoten wordt.

Het danken kwam bij Jezus gemakkelijk over de lippen, omdat hij dit als Joodse jongen van kindsbeen had meegekregen. Joden hebben veel dankgebeden, ze danken meerdere malen over dag. Hun traditie zegt: “Wanneer de Messias komt zullen alle gebeden zwijgen, behalve het dankgebed.” Bij een feestmaal en vooral tijdens het vieren van het paasmaal danken zij herhaaldelijk.

Johannes, de vierde evangelist, brengt andere elementen aan van de laatste avond op Witte Donderdag. Hij vertelt over het prachtig gebaar van Jezus, die de voeten van zijn leerlingen wast opdat ook zij elkaar de voeten zouden wassen en dienaars zouden zijn. In zijn relaas over Witte Donderdag geeft Johannes veel plaats aan de afscheidsredes die Jezus zou uitgesproken hebben. Het is een diepe geheimvolle taal over zijn verhouding met de Vader en over zijn zorg voor de leerlingen. Het woord dank komt er als dusdanig niet in voor, maar het geheel baadt in een sfeer van dank en lof om zijn innige band met de Vader, die aan zijn Zoon heerlijkheid schenkt.

Johannes had al eerder de eucharistie, als gave van het Lichaam van Christus, ter sprake gebracht na het verhaal van de broodvermenigvuldiging. De lezers van het zesde hoofdstuk van het Johannesevangelie horen daarin een verwoording, die hun vertrouwd in de oren klinkt door het bijwonen van de eucharistie. Johannes schrijft in dit zesde hoofdstuk van zijn evangelie over de wijze waarop Jezus het brood laat uitdelen aan de vijfduizend. Hij deed het als volgt: “Toen nam Jezus de broden en na het dankgebed gesproken te hebben, liet hij ze uitdelen onder de mensen die daar zaten” (Joh. 6, 44). Ook de drie andere evangelisten vermelden bij hun verhaal over de broodvermenigvuldiging dat Jezus zegende en dankte.

Eucharistisch Hooggebed

Sinds de Kerk eucharistie viert, herhaalt zij ongeveer dezelfde instellingswoorden als Paulus en de evangelisten. Zij treedt in dezelfde gezindheid van dank, die Jezus op Witte Donderdag bezielde. Zij legt er ook de dank in om wie Jezus voor ons was, is en blijft. Het kerkmissaal spreekt over het Grote Dankgebed.

Altijd en overal

De hele kerkgemeenschap wordt dag na dag in de prefatie opgeroepen om te danken. Wij verheffen samen ons hart tot de Heer en bekennen dat hij onze dankzegging waardig is. In elke eucharistie zegt de priester dat het goed, heilzaam en waardevol is God te danken altijd en overal. Danken is goed voor onze geestelijke en lichamelijke gezondheid. Om een modetrend te volgen, zouden we kunnen zeggen dat danken bijdraagt om het hart en de geest te vullen (mindfulness en heartfulness).

Wij danken vooral om wat God in Jezus deed en blijft doen. Dankzij Jezus is een gelovige nooit alleen. Hij voedt onze hoop. Wanneer wij tijdens de eucharistie Jezus ontvangen in de communie, nemen we woorden over van een Romeinse officier in Kafarnaüm: “Spreek slechts een woord en ik zal gezond worden.”

 

Wij danken God door zijn goede gaven te aanvaarden. In het oude missaal stond een psalmvers, dat de priester bad na het ontvangen van het lichaam van Christus. De psalmist vraagt in dit vers: “Wat zal ik de Heer geven voor al het goede aan mij besteed?” (Ps. 116,12-13.) De priester gaf daarop hetzelfde antwoord als de psalmist en zei: “Ik zal de kelk van het heil nemen en de naam van de Heer aanroepen.”

God heeft er plezier in wanneer we van zijn goede gaven genieten, meer nog wanneer we van hem genieten.

Bij de viering van zijn 65 jarig priesterjubileum verwees paus emeritus Benedictus naar een medestudent, die samen met hem en zijn broer was gewijd. Deze had op zijn gedachtenisprentje maar één woord geschreven: EUCHARISTOMEN, laten we danken.

Ja, laten we danken, altijd en overal.