5e zondag in de veertigdagentijd A (2008)

In de veertigdagentijd worden we in de liturgie opgeroepen, door middel van de verschillende lezingen, ons opnieuw te bezinnen op de eigenlijke levenswaarden en op onze houding daartegenover. Na wat we de vorige zondagen hoorden en na onze bezinning daarop en ons pogen om in de tussenliggende weken de zin van ons leven wat dieper te beleven, gaan we vandaag een nieuwe oproep beluisteren.
Vandaag spiegelt ons het evangelie het eeuwige leven voor, de verrijzenis, het geluk. Het lijkt wel Pasen. Maar zover is het nog niet. Laten we eerst de eerste lezing maar nemen, dan horen we dat we er ondanks ons werken in de voorafgaande weken er nog helemaal niet zijn. Eigenlijk wordt de liturgie vandaag nogal grof. Ik ga uw graven openen. We zijn nog dood, zo dood als Lazarus in zijn graf. Midden in de veertigdagentijd, na de lezing over de bron die nooit uitdroogt, na het licht dat we in onze ogen terugkregen. We zijn doden in het graf. Zo worden we aangesproken. Maar de belofte is er: Ik ga uw graven openen; in massa's zal Ik u uit uw graven wegvoeren...mijn Geest zal Ik over u uitstorten...Ik zal u vestigen op uw eigen grond. Dat klinkt Messiaans, dat is Pasen.

Liturgische lezingen doen altijd twee dingen, ze laten de afgrond zien en ze laten de heerlijkheid zien. We moeten zelf maar zien waar we staan en waar we naar toe willen en in feite gaan.

Paulus laat ons in de tweede lezing zien waar we staan, of eigenlijk, hij geeft ons het criterium in handen, waaruit we zelf kunnen concluderen waar we staan: Zij die zelfzuchtig leven, kunnen God niet behagen, zegt hij: met andere woorden, die zijn dood. Zelfzuchtig zijn, is de ander buitensluiten, is alle contact verbreken, en een mens zonder contact is een dode, die is als Kaïn die zijn broeder niet meer
kan zien. Iemand die zelfzuchtig is, laat de Geest van God niet in zich worden, want de Geest van God, dat is de Geest van Jezus Christus, zoekt zichzelf niet, maar gaat uit naar de ander. Zijn wij dus dood, zoals de eerste lezing veronderstelt? Of slapen we alleen maar, als Lazarus? Het evangelie laat ons zien waar we naar toegaan, laat de heerlijkheid zien.

We zijn zo geneigd om de opwekking van Lazarus te zien als een opstandingsverhaal van Lazarus, en het zo buiten onze eigen horizon te plaatsen. Maar is dat wel zo? Zijn wíj niet de dode, die door Jezus uit het graf geroepen worden, de zelfzuchtigen, die niet leven vanuit de Geest. Tomas geeft ons de woorden in de mond: Laten ook wij gaan om met Hem te sterven. Noch Tomas, noch Marta en Maria begrepen toen wat Jezus eigenlijk wilde. Als Gij hier waart geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn. En wanneer Jezus dan spreekt over de opstanding verschuift Marta dat naar het einde der tijden, in ieder geval buiten de eigen gezichtskring. Maar gaat het wel over die opstanding of over Lazarus' komen uit het graf? Gaat het niet om ons, de nú-levenden? Terwijl wij het leven ontvangen hebben, leven we als doden. Jezus zegt: Ik ben de verrijzenis en het leven, wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, (hoe kan een dode geloven?), en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven. Is onze dood niet dat wij niet leven met Jezus, niet geloven in Jezus (wat hetzelfde is), is onze verrijzenis niet dat wij opstaan en geloven in Hem, of leven met Hem? Het gaat niet om de opstanding van Lazarus, maar om ónze opstanding. Het verhaal eindigt dan ook niet met de ontbinding, het losmaken van Lazarus, maar met het geloof van de velen, van ons dus. Heel de veertigdagentijd door spreken de lezingen over de dood, de duisternis, blindheid, onwetendheid, zelfzucht, maar de ontmoeting met Jezus brengt leven, licht, geluk. Wat Jezus vraagt is alleen maar: geloof en Hem volgen, want dan is er hoop en hoop doet leven, hier al voor ieder die dat wil.

De liturgie van de veertigdagentijd laat ons heel wat doen en geeft ons heel wat kansen: Zoek de eenzaamheid op en vecht daar tegen uw zelfzucht, uw eigenzinnigheid, zoek contact met God, bidt, ga naar de bron vanwaar uw leven ontspringt, open uw ogen en herken Degene die u de weg wijst, open uw hart opdat Zijn Geest in u woont.

Dat is onze bekering in deze veertigdagentijd, dan zullen wij leven. Het gesprek van Jezus met Marta gaat juist hierover. Het is niet een bewijs over de verrijzenis, maar over het leven hier en nu. Marta doet wat wij zo graag zouden willen: zij spreekt over een mogelijke toekomst. Maar Jezus wijst dat af. Hij spreekt over het nu. Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, dat wil zeggen: wie Mij in zijn leven toelaat, wie zich door mijn Geest laat be-ademen, wie openstaat voor Mijn Geest zal leven, nu al. Kom, broeders en zusters, laten we opstaan uit ons graf, laat de Geest van Jezus in ons levend worden, laten we alle zelfzucht afleggen, dan zal hier het Rijk Gods beginnen.