Aan welke kant staan wij?

Jericho: Duizenden Nomaden zijn met hun kudden op weg naar Palestina. Door de aanhoudende droogte begeven zich grote scharen Aramese halfnomaden naar de vruchtbare streken aan de middellandse zee. Duizenden vluchtelingen uit de Arabische woestijn staan op het punt om ook aan de rand van dit vruchtbare land op te duiken. Uit enkele Kanaanitische stadstaten vernemen we dat deze een algemene mobilisatie van de strijdkrachten absoluut noodzakelijk achten. Ze vrezen een vervreemding van de Kanaanitische cultuur en gevoelig verlies aan weidegebieden. Afspraken over allianties tussen de verschillende Kanaanitische steden worden op dit ogenblik onderhandeld.   

Beste vrienden,

Indien er zo’n vierduizend jaar geleden een radiojournaal had bestaan, dan ben ik er zeker van dat er toen een dergelijk bericht om de wereld zou zijn gegaan. In de 19e en 18e eeuw voor Christus werd het midden oosten en het tweestromenland opgeschrikt door een enorme migratiegolf. Overal in de Arabische woestijn pakten nomaden hun tenten in en trokken weg naar een streek waar het leven nog waard was om te leven. Een enorme vloedgolf van vluchtelingen trok naar het tweestromenland en naar Palestina. Eén van die mensen noemde zich Abraham!

Dat klinkt wel wat ongewoon, want wij denken er nooit aan dat er toen ook nog wel andere stammen en families op weg zijn gegaan naar het beloofde land. Wanneer we naar de schrift luisteren krijgen we de indruk dat Abraham de enige was die met zijn familie naar Kanaän vertrok. En het klinkt ook zo alsof hij zelf ook niet op dat idee was gekomen. Het is net alsof God zomaar tussenkomt in het leven van Abraham en hem zomaar het bevel geeft om zijn vaderland te verlaten en in den vreemde zijn geluk te gaan zoeken.

Maar dat klopt helemaal niet. Abraham zelf speelde, net zoals duizenden anderen, met de gedachte om zijn geboorteland te verlaten. Het weideland was slecht geworden, de kudden vonden bijna geen eten meer. De Arabische woestijn, die ooit het thuisland van al die mensen was, kon hen niet meer voeden. Heel anders dan de landstreken van Mesopotamië en de milde streken van Palestina, die voor die nomaden wel een land van melk en honig moeten hebben geleken. Daar wilden ze naartoe, van de weldaden van die landen wilden ze mee genieten. Het waren mensen die we vandaag gewoon “economische vluchtelingen” zouden noemen; En Abraham was er daar één van.

Abraham had maar één probleem: zijn vrouw bleek onvruchtbaar te zijn. Kon hij het werkelijk wagen om met een onvruchtbare vrouw te vertrekken? Vertrekken naar een onbekende toekomst zonder te weten of er ooit genoeg nakomelingen zouden zijn om in hun oude dag voor hen te zorgen en in de ongewisheid of hij er wel in zou slagen om in dat nieuwe land met zijn familie en zijn kudden voet te vatten. Dat waren de enige zorgen die Abraham nog deden aarzelen.  

Daarom moest God hem niet bevelen om zijn land, dat reeds sinds lang niet meer leefbaar was, achter zich te laten. Wat in de Bijbel staat is niet een bevel van God waar Abraham dan met heldenmoed aan gehoorzaamt. God beveelt helemaal niets. God doet iets heel anders. Hij geeft Abraham moed. „Waag het maar gerust! Vertrek maar, het zal goed gaan! Ge zult nakomelingen hebben en ge zult goed aankomen in het land waar je naar verlangt. Het zal goed gaan want ik ben bij je om je de weg te wijzen. Ik ga met je mee en begeleid je op weg naar dat land.”

God eist niet dat Abraham zou vertrekken. God moedigt hem aan. God geeft Abraham moed om te vertrekken, om rustig op weg te gaan naar het land waarvan hij hoopt dat het hem daar beter zal vergaan. God moedigt hem aan en verzekert hem dat Hij volledig aan zijn kant staat, aan de kant van de economische vluchteling Abraham. “Ik voer je naar het land van melk en honig. Ik zelf begeleid je naar dat land waar het jou beter zal vergaan”.

Geen woord over de Kanaänieten, geen woord over die mensen die toen de bewoners van dat land waren, geen woord over de mensen die toen reeds in paniek raakten door de grote stroom van vluchtelingen die ook een stuk van de koek wilden hebben. Geen woord over hun pogingen om hun bezit te beschermen en over hun angst voor culturele vervreemding. Dat zou ons toch ook te denken moeten geven. Het Bijbelse verhaal van Abraham toont het duidelijk aan: God is partijdig. God staat aan de kant van Abraham, aan de kant van de economische vluchteling, aan de kant van de vreemdeling, de kant van diegenen die hun land uit pure nood moeten verlaten. En aan welke kant staan wij?   Amen