Pinksteren (2011)

Wat als we nu eens geen genoegen nemen met ‘ieder zijn eigen god’?

Wekelijks zien we op televisie zoektochten naar verloren of nooit gekende vaders en moeders. En wekelijks zeggen de kinderen, vaak onder tranen, in de camera: ‘mama, papa, kom terug. Als ik mijn vragen niet beantwoord krijg, kan ik niet verder!’ Psychologen bevestigen dat daar geen woord aan gelogen is. Wie zijn voorouders niet kent, heeft moeite te weten wie hij of zij zelf is.

altZou wat geldt voor het individu misschien ook gelden voor ons als kerkgemeenschap? Zouden wij als kerk ook weet moeten hebben van onze voorouders om te weten wie we zelf zijn en wat we te doen hebben anno 2011, hier in de parochie van de H. Drie-eenheid? ‘Ja natuurlijk’, zegt het Pinksterfeest, ‘wie niet weet hoe het was in het begin, zal zichzelf nu niet kunnen plaatsen.’ Het verhaal gaat zo. Direct na de pinkstertoespraak van Petrus verzamelden de gelovigen zich. Hun beginnende kerk had deze karaktertrekken: ‘ze bleven trouw aan het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar één gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed’ (Hand 2, 41-42).
Het is een prachtig portret. Toch zullen wij die dat nu lezen, ook verwarring en schaamte voelen. Wat hebben we ervan gemaakt? Het troost misschien te weten dat we het verhaal niet in de tijd moeten neerzetten. Het gaat niet om de eerste eeuw tegenover de eenentwintigste. Alsof toen alles ideaal was, vol van Gods geest en nu alles lauw en ver van de geest van God verwijderd. Laten we het portret lezen als een beschrijving van de oerelementen van het kerk-zijn: ‘de trouw aan de leer van de apostelen’, ‘het gezamenlijk gebed’ en ‘het breken van het brood’. Wie zich toelegt op de traditie, ontdekt dat zijn kleine verhaal verbonden is met de grote geschiedenis van God en Zijn volk. Wie samen bidt, ondervindt dat zijn eigen gebed meer kracht krijgt. Wie in gemeenschap het brood breekt en daarin Jezus’ aanwezigheid herkent, kijkt om naar de mens naast zich. Door de kerk wordt mijn eigen, meest persoonlijke geloof opengebroken.
Van onze allereerste, kerkelijke voorouder kunnen we leren dat wind en vuur nodig zijn om dat te laten gebeuren. Daarmee brak Gods geest de kleine cirkel van de eerste leerlingen in de Bovenzaal open. Ze gingen naar buiten, spraken waarover ze niet konden zwijgen en hun boodschap vond gehoor. Moge die Geest nu en telkens weer komen met wind en met vuur om kerk in ons midden geboren te laten worden. We hebben hem nodig.