Het gebed van de christen

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
Het evangeliefragment dat wij zojuist gelezen hebben, is een gebed van Christus voor zijn leerlingen. Hij sprak het uit tijdens het Laatste Avondmaal, een paar uur voordat Hij gevangen genomen werd en zijn kruisweg begon. Dat gebed van Christus moge voor ons een aanleiding zijn om ons weer eens een paar ogenblikken te bezinnen op de betekenis van het gebed van de christen.

Wanneer wij hier als Kerk samenkomen, dan doen we dat om te bidden. Je zou kunnen zeggen: Kerk zijn is vooral samen bidden. En onder dat bidden mag gerust een dikke streep staan. Het gebouw waar we hier samen zijn, is een huis van gebed.

Bidden is voor de mens altijd en overal geweest: voor God staan met je diepste verlangens, bewust van je tekorten, met je verdiensten en je vreugde, maar ook met je fouten en je teleurstellingen; is tegen God zeggen wat je drukt, wat je ontroert, wat je gelukkig of ongelukkig maakt.

In het evangelie wordt herhaaldelijk gewezen op de noodzaak van het gebed. Maar wij hebben nogal wat bezwaren tegen het gebed: Wat heb je eraan God om alles en nog wat te vragen? Vragen en wensen hebben wij genoeg, maar kun je daarmee bij God komen aanzeuren? Op de eerste plaats weet God toch al wat ik nodig heb, en op de tweede plaats zal Hij voor mij wel geen extra wonder doen.

Het gebed is er niet om God iets te zeggen dat Hij nog niet wist. Hij weet het inderdaad al voordat je Hem iets vraagt. Maar als er in de psalmen staat: ‘Heer onze God, hoe heerlijk is de schepping die uit uw hand is voortgekomen', dan kun je dat toch niet afdoen met de opmerking dat God al lang weet hoe mooi zijn schepping is. Daar gaat het niet om. Tegen een moeder die tegen haar kindje zegt: ‘Je bent mijn lieve schat', werp je ook niet tegen dat ze beter haar mond kan houden, omdat het kind dat al lang weet.

En als er ook maar een schim van liefde is overgebleven tussen man en vrouw, blijven ze graag van elkaar horen dat ze van elkaar houden. Er zijn nu eenmaal dingen die je niet zegt om iets mee te delen dat de ander nog niet wist.

God zal voor mij geen extra wonder doen. Het lijkt inderdaad een beetje vermetel te verwachten dat God zijn wondermacht zal ge¬bruiken om mij van mijn reumatiek te verlossen. Maar zou dat nodig zijn? Hoeveel mensen zijn er niet die hun leed aan iemand vertellen terwijl ze er zeker van zijn dat de ander daar ook niks aan kan doen? Hun leed om een kind dat ziek is, om een harde tegenslag in het leven, of ook om je eeuwige migraine of je zeurende kiespijn. Je verwacht van je vriend of je vriendin aan wie je dat vertelt, ook niet dat hij of zij een wonder voor je doet, je verwacht waarschijnlijk niet eens een goede raad.

Onze moeilijkheden bij het bidden schuilen niet in onze mening dat God alles weet voordat we het Hem zeggen, of in onze overtuiging dat Hij voor ons geen extra wonder zal doen. De moeilijkheid schuilt hierin dat we niet eenvoudig genoeg zijn om God als een echte werkelijkheid in ons leven te zien.

Schillebeeckx schrijft ergens: ‘Het gebed is een innige ik-gij beleving van twee vrije wezens: God en mens, die zich in liefde tot elkaar keren'. Maar dat kun je alleen als je oprecht in God gelooft en voor honderd percent op Hem vertrouwt.