5e zondag in de paastijd A - 2014

Zusters en broeders,

Het is merkwaardig, maar het evangelie is een stukje uit de afscheidsrede van Jezus op het Laatste Avondmaal. En dat is iets wat we in deze paastijd wellicht niet verwachten. Want er zijn mooiere dingen dan het herdenken van het verraad van Judas, de laffe woorden van Petrus, en de veroordeling, de kruisiging en de dood van Jezus. Maar daar gaat het evangelie van vandaag niet over, wel over het feit dat het afscheid van Jezus helemaal geen afscheid is. Niet te verwonderen dus dat Hij begint met zijn leerlingen te sterken: ‘Laat uw hart niet verontrust worden’, zegt Hij. Wat Hij daarmee bedoelt, blijkt uit wat volgt: ‘Wees niet bevreesd, want wat er ook gebeure, Ik blijf bij u. Ook als Ik wegga, kom Ik terug. Volg me dus maar, ge kent de weg.’ En daarop volgen dan weer woorden van Tomas en Filippus die ook onze woorden zouden kunnen zijn. Tomas zegt:  ‘Heer, wij weten niet waar Gij heengaat. Hoe moeten wij dan de weg kennen?’ En Filippus zegt: ‘Heer, laat ons de Vader zien, meer verlangen wij niet.’

De weg niet kennen en God willen zien: dat kunnen inderdaad onze woorden zijn. Want wellicht moeten ook wij dikwijls vragen: ‘Heer, waar is die weg die we moeten gaan? En hoe moeten we die weg kennen?’ En misschien moeten we nog meer vragen: ‘Heer, hoe moeten we die weg gaan?’ Want het is niet altijd eenvoudig en vanzelfsprekend om de weg van Jezus te gaan. Om in alles wat we meemaken, in elke beslissing die we nemen, in alles wat rondom ons gebeurt te weten welke weg we moeten gaan, of te weten welke weg Jezus zou gaan mocht Hij vandaag vóór ons uitgaan. In de pijn die we soms ondergaan; in de problemen in ons gezin, met onze partner, onze kinderen; in de pech van ons beroep; in de ellende die we soms meemaken … Heer, welke weg moeten we gaan? Heer, welke weg zou Gij gaan? En tegen ons antwoordt Jezus juist hetzelfde als tegen zijn apostelen: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.’ En die weg, dat weten we, dat is de weg van liefde en vrede, van nederigheid en barmhartigheid, van zachtmoedigheid en zuiverheid. Dat is de weg van de zaligsprekingen, de weg die Jezus zelf ging en de weg die Hij zelf was: nooit veroordelen, maar altijd helpen; nooit kwetsen, maar altijd vergeven. Zoals Hijzelf deed tot op het kruis: bidden tot zijn Vader dat Hij zijn moordenaars zou vergeven. Alleen die weg is de weg van de waarheid en het leven. De weg die het leven waarachtig leefbaar maakt, omdat het echt is, en omdat het menswaardig is in doen en laten.

En dat is de weg die Tomas niet kent, hoewel hij Jezus al drie jaar volgt. Dat is ook de weg die wijzelf dikwijls niet kennen. Of de weg die we misschien niet altijd kunnen of willen gaan, omdat we liever andere wegen gaan.

En net al Filippus vragen ook wij ons wellicht geregeld af: Wie is God? Hoe is God? We weten wat Jezus daarop antwoordt. Hij zegt: ‘Wie Mij ziet, ziet de Vader.’ Misschien zijn we ons daar niet echt van bewust, maar dat zijn bijzonder diepgaande woorden: wie Jezus ziet, ziet meteen ook God, en weet hoe God is. En dat is: geen heerser, maar een dienaar. Geen eiser, maar een helper. Geen vernietiger, maar een redder. Geen wreker, maar een vergever. Geen haatzaaier, maar een liefdebrenger. Zo is Jezus, zo is God.

Zusters en broeders, in zijn brief aan de Galaten schrijft Paulus ergens een zeer diepgaande zin. Hij zegt: ‘Ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij.’ Wellicht zijn die woorden de kern en ook de diepte van ons geloof: dat ons leven zodanig geleid wordt dat we de weg gaan die Jezus ons is voorgegaan. Wel, laten we dat altijd proberen: zijn weg gaan. Want Hij is de weg, de waarheid en het leven. Amen.