4e zondag door het jaar A - 2017

Zusters en broeders,

De Zaligsprekingen … we horen ze voor de tweede keer in korte tijd. Zoals elk jaar hebben we ze immers  op Allerheiligen gehoord. Vandaag horen we ze opnieuw, en dat is goed, want ze vormen de grondwet van ons geloof. Jezus heeft maar één wet, en dat is: Bemin God bovenal en uw naaste gelijk uzelf. Die wet volgen kunnen we alleen als we leven volgens de Zaligsprekingen. Als we dus barmhartig, zachtmoedig en vergevensgezind zijn, als we op zoek zijn naar vrede en gerechtigheid, als we in vreugde en verdriet oprecht zijn van hart. En dan is er nog de eerste Zaligspreking: Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen.

Maar wat zijn armen van geest? Zijn dat mensen die mentaal op het randje lopen, en die er geregeld ook over lopen, omdat ze niet beter weten? Of zijn het mensen die zich met niets of niemand bezig houden omdat ze niet verder kunnen denken dan zichzelf? Of zijn het, zoals de Nieuwe Bijbelvertaling zegt, mensen die nederig zijn van hart?

Zoals altijd vinden we het antwoord in de Bijbel, en als we daar naar iemand op zoek gaan die beantwoordt aan een arme van geest, dan komen we bij Jezus uit. Aan Hem zien we echt wat een arme van geest is: dat is iemand die in alle omstandigheden op God blijft vertrouwen en in het goede blijft geloven. Iemand die steeds naar zijn hart blijft luisteren, ook al heeft zijn verstand daar vragen bij. Iemand die het goede nooit opgeeft.

Zo iemand is Jezus. Want Hij moest echt wel arm van geest zijn toen Hij als Zoon van God onder de mensen wilde komen wonen. De mensen met al hun kleinheid, hun egoïsme, hun tekortkomingen, hun mistevredenheid. Hij moest ook arm van geest zijn om  niet toe te geven aan de duivel die Hem alle macht zou geven als Hij hem wilde aanbidden. Hij moest ook arm van geest zijn om aandacht te hebben en op te komen voor randmensen en voor zondaars, voor uitgestotenen en voor  tollenaars, voor zieken en voor melaatsen, kortom, voor mensen die niet van tel waren in de ogen van hun medemensen, en zeker niet in de ogen van de schriftgeleerden en de farizeeën. En Hij moest bijzonder arm van geest zijn toen Hij zijn apostelen niet veroordeelde die op de vlucht sloegen wanneer Hij in de Olijfhof gevangen genomen werd. Toen Hij bij zijn kruisiging zijn beulen niet veroordeelde, maar tot zijn hemelse Vader om vergeving bad voor hen, want ze wisten niet wat ze deden. Toen Hij op het kruis aan de moordenaar naast Hem beloofde: ‘Vandaag nog zal je bij Mij in het paradijs zijn.’ Want ook toen, in al zijn pijn, in al zijn verlatenheid, dacht Jezus niet aan zichzelf, maar aan zijn medemensen.

Zo arm van geest is Jezus. Dat is ook de barmhartige Samaritaan die het vanzelfsprekend vindt dat hij de beroofde en gekwetste man ter hulp komt, ook al behoort hij tot een volk dat de Samaritanen minacht. Arm van geest is ook de barmhartige vader die geen verwijtende vragen stelt aan zijn verloren zoon, maar die hem vol liefde en vreugde opvangt. En arm van geest zijn ook de vissers Petrus en Andreas, Jacobus en Johannes die hun boten in de steek laten wanneer Jezus zegt: ‘Kom en volg Mij. Ik zal vissers van mensen van u maken.’ Ze kennen Jezus nauwelijks, en ze weten heel zeker niet wat Hij bedoelt, maar ze laten meteen alles achter en volgen Hem.

Armen van geest zijn er ook vandaag nog. Mensen met een onwrikbaar vast geloof, die tegen alle beter weten in zich vol hoop en vol liefde niet alleen voor zichzelf inzetten, maar ook voor hun medemensen, hun omgeving, de maatschappij, de wereld. Mensen die in het goede blijven geloven. Mensen die naar hun hart luisteren. Mensen die de weg van Jezus willen gaan die een goede Herder is voor iedereen.

Zusters en broeders, zijn wij ook zo? Willen ook wij de weg van Jezus blijven gaan, tegen alle beter weten in? Blijven ook wij vol geloof, vol hoop en vol liefde, ook als we zien dat onze kerken leeglopen, dat er nauwelijks nog priesters zijn, dat onze eigen kinderen en kleinkinderen meestal die weg niet willen gaan? Wel, laten we dat proberen. Laten we proberen zo arm van geest te zijn dat we het vanzelfsprekend vinden om de weg van Jezus te gaan. De weg van de Zaligsprekingen. In tijd en eeuwigheid. Amen.