Kende Jezus functioneringsgesprekken? (Mt. 18,15-20)

Elke evangelist schikt op zijn manier het materiaal waarover hij beschikt en hij heeft daarbij de gemeenschap voor ogen, tot hij wie zich richt. Mattheus heeft veel uitspraken van Jezus gegroepeerd in vijf grote redevoeringen; Een daarvan gaat over het leven in de gemeenschap.

De christengemeente is een teken van het rijk der hemelen dat in vervulling gaat. Maar desalniettemin ervaart zij dat er onkruid opschiet. Jezus had het daarover in zijn gelijkenis over het onkruid op het tarweveld. Waar mensen zijn, wordt er gemenst! Waar mensen zijn, worden fouten gemaakt. Waar gehakt wordt, vallen spaanders.

Prioriteiten

De gemeente moet zich blijven richten naar Jezus, die zich gezonden wist om zieken te genezen en om zondaars te roepen (Mt. 9,12-13). Hij heeft zichzelf voorgesteld als iemand die zachtmoedig is een nederig van hart, iemand die blij is omdat zijn boodschap gehoor vindt bij kleinen (Mt. 11,28-30).

Het achttiende hoofdstuk wordt de kerkrede genoemd. Daarin wordt allereerst nog eens herinnerd dat Jezus zijn blik richtte op de kleinen, dat hij niet gesteld is op macht en dat hij gekomen was om te redden wie verloren is. Daarom plaatste hij een kind in het midden van zijn leerlingen en vertelde hij over het verloren schaap, dat hij opzoekt.

Dit moeten de leerlingen voor ogen houden als ze met vragen aankomen over de verstandhouding in hun gemeenschap, over spanningen en vetes. Daarover spreekt het evangelie van deze en komende zondag, van de 23° en 24° zondag.

Zorg om je broer en zus

Hoe moeten wij omgaan met een zuster en broeder, die gezondigd heeft? En hoe dikwijls moet ik vergeven? Omgaan met de anderen is een dagelijkse opdracht.

We kunnen niet zonder de anderen, maar soms zouden we de ander ver weg wensen, ver van ons, zoals anderen het op hun beurt dit over ons denken en wensen. Tot op vandaag stelt de Heer ons de vraag: “Waar is Abel je broer?” en antwoorden wij zoals Kaïn: “Moet ik soms waken over mijn broer?” (Gen. 4,9). De Heer schudt ons opnieuw wakker met de profeet Ezechiël, Deze zegt tot ons: “Gij, mensenkind, als wachter heb ik u aangesteld” (Ez. 33,7).

Jezus die er op uit is gegaan om het verloren schaap te zoeken, wenst dat wij onder elkaar de band van de liefde onderhouden en dat wij heel omzichtig zijn om geen broeder of zuster buiten te steken. Is dit wel altijd onze zorg geweest? “Men is er meer op bedacht het schurftige schaap te weren dan het verloren schaap achterna te lopen.” Een harde uitspraak van prof. Jacques. Leclerq in een artikel in het tijdschrift De Maand juni1960 over clerus en samenleving in Vlaanderen.

Het is opvallend hoe delicaat Jezus omgaat met de broer of zuster, die gezondigd heeft. ij Hij beveelt eerst een gesprek onder vier ogen. Dit mag geen doofpot operatie worden. De drang om iemand al te vlug aan de schandpaal te plaatsen is zeker niet zijn houding. Het is niet bedoeld als een witwasoperatie onder vier ogen. Wie aan een ander kwaad heeft gedaan en hem of haar benadeeld heeft, moet het onrecht herstellen. Klaarheid scheppen in het kwaad dat is aangericht, plicht om slachtoffer te vergoeden, bereidheid om de straf ervoor op te nemen.

Draag zorg voor je broer en zus. In tijd van autonomie houden we er niet van dat een ander zich moeit met onze zaken. Privacy wordt hoog aangeschreven. Dit bemoeilijkte aanvankelijk de tracing (contactopsporing) tijdens de coronaepidemie. Anderzijds lijken velen bereid om langs facebook veel prijs te geven.

Broederlijke vermaning

Wanneer we iemand terechtwijzen, moeten we toch beseffen waar we zelf staan. Jezus had vroeger al gesproken van hen die de splinter willen verwijderen uit het oog van een broeder of zuster en zelf de balk in eigen oog niet te zien (Mt 7,3).

Omdat de waarheid bevrijdt, moeten we bereid zijn haar onder de ogen te zien. Soms kan een vijand ons hierbij nog meer helpen dan een vriend. Wij hebben meer aan de vijand die ons de waarheid zegt dan aan de vriend die zwijgt. “Uiteindelijk zullen we ons de woorden van onze vijanden niet herinneren, maar het zwijgen van onze vrienden” (Martin Luther King, 1929-1968). “Hebt uw vijanden lief want zij vertellen u uw fouten” (Benjamin Franklin, 1706-1790).

Wanneer je broer of zuster gezondigd heeft.” Het wordt genoemd de regel van de broederlijke vermaning en berisping. Dit woord van Jezus is in menig kloosterregel aangehaald. Zo lezen we in de regel van St.-Benedictus: “Als een broeder koppig of ongehoorzaam is, als hij een trotskop of mopperaar is of als hij in een of ander punt tegen de Regel ingaat en zijn schouders ophaalt voor de aanwijzing van oudere broeders, dan moeten die ouderen hem onder vier ogen hier op wijzen en dit niet slechts éénmaal, maar zelfs een tweede maal, zoals Onze Heer het ons leert (Mt. 18, 15)” (Uit de regel van Sint Benedictus, hoofdstuk. 23, vertaald door Michel Coune).

Het juiste horen en zeggen

Wie maar een klok hoort, hoort maar een klank. De professor voegde eraan toe: “Leve de beiaard.” “Qui n’entend qu’une cloche, n’entend qu’un son. Vive le carillon.” Vermijd het lichtzinnig oordeel.

Daarbij komt nog dat de waarheid zeggen, niet altijd gewaardeerd wordt. Zo klinkt het dan in het lied van Guy Béart: “Le premier qui dit la vérité; Il doit être exécuté.”

Hoe kan de zwakkere zijn stem laten horen en wil de andere, wil de gemeente wel luisteren? Martin Löwenstein, een Duitse Jezuïet, wiens preken ik nu en dan eens raadpleeg, stelt deze vraag in verband met geleden leed van het kindermisbruik in de kerken en in andere verenigingen en binnen de families.

In een mail kreeg ik deze reactie op een bezinning over de storm in de kerk: “Het schip - onze Kerk die we liefhebben - krijgt zware klappen. Zéker heeft het kindermisbruik een serieuze deuk gegeven aan de waarachtigheid. Toch mogen we niet doemdenken. Aan het schip staat de Kapitein en dat is onze garantie. God heeft zijn volk geleid door de woestijn en Jezus heeft beloofd met ons te zijn tot het einde der tijden.”

Binden in de hemel

Als we het schamel mensenwerk bekijken, dan is het nog niet zo zeker dat God zal binden wat wij gebonden hebben. Wij kunnen voor onszelf nog niet uitmaken dat de Zaaier die geduld had met het onkruid, ons als Maaier in zijn hemelse schuur zal opnemen en ons de kant zal plaatsen van hen die in zijn rijk zullen binnengaan.

Daarom moeten we ook dag aan dag voor ogen houden wat Paulus meegeeft aan de gemeente van Rome: “Zorg dat gij niemand iets schuldig zijt. Uw enige schuld blijve de onderlinge liefde” (Rom. 13,8).

“Wilt daarom elkander doen alles goeds geduldig.

Weest elkaar om zijnentwil niets dan liefde schuldig.

Midden onder u staat Hij, die gij niet kent”

(Oosterhuis, ZJ. 105)

Jezus eindigt met een heel hoopvol woord. “Waar twee of drie verenigd zijn in mijn naam, daar ben ik in hun midden.” Waar een tweetal zich met elkaar verzoent, ontstaat een sterke kern. Dit woord is niet gezegd opdat wij zouden berusten in de kleine groep. Wij mogen hopen dat het aantal kleine kernen toeneemt. De corona heeft de grote groep gereduceerd tot kleine bubbels. Hopen, werken en bidden opdat de kleine groep opnieuw mag groeien.