16e zondag door het jaar A - 2020

Zusters en broeders,

Blijkbaar is het de tijd van de parabels. Vorige week hoorden we de parabel van de zaaier, vandaag en volgende week horen we telkens drie parabels. Verwonderlijk is dat niet: Jezus verkondigde zijn boodschap over het Koninkrijk van God immers het liefst in parabels. ‘Hij sprak uitsluitend in gelijkenissen tot de menigte’, zo staat het letterlijk in het evangelie. Alles samen vertelt Hij een veertigtal parabels, en die zijn allemaal gebaseerd op de herkenbare werkelijkheid. Onkruid tussen het graan, een klein zaadje dat uitgroeit tot een stevige boom, gist die de bloem doet rijzen … het is vandaag even herkenbaar en even realistisch als in de tijd van Jezus.

Even herkenbaar is ook de vraag die de knechten aan de zaaier stellen: ‘Heer, gij hebt toch goed zaad op uw akker gezaaid?’ Heel herkenbaar is dat, want dat is een vraag die wijzelf heel dikwijls stellen als er iets fout loopt. ‘Heb je wel genoeg gestudeerd?’, vragen ouders aan hun kinderen als ze met een slecht rapport  naar huis komen. ‘Ben je er zeker van dat je niet wild gereden hebt?’ als iemand een auto-ongeval heeft gehad. ‘Is dat wel een goed apparaat? We hebben er anders wel genoeg voor betaald’, als iets niet wil werken zoals we verwachten. ‘Betaal ik niet te veel belastingen?’ En we kunnen zo blijven doorgaan, want we stellen zulke vragen heel dikwijls, ze maken gewoon deel uit van onze reactie op de werkelijkheid. Zo is ook de parabel van het onkruid tussen de tarwe: hij schetst een herkenbaar beeld van de werkelijkheid.

Want hoe we het ook draaien of keren: er is niet alleen goed in de wereld, maar ook kwaad, en niet een klein beetje, maar heel veel. Heel zeker stellen we ons daarbij de vraag waar al dat kwaad vandaan komt. ‘Van de duivel’, zegt Jezus, en daarmee bedoelt Hij het kwade in de mens zelf. Want opnieuw: hoe we het ook draaien of keren: goed en kwaad is in elke mens aanwezig, dus ook in ons. Niemand is altijd en in alles goed, en doet alleen maar goede dingen. Elke mens, dus ook ieder van ons, wordt voortdurend tot keuzes verplicht, en als die keuzes ingaan tegen wat wijzelf willen, is de kans groot dat wij iets anders kiezen, ook al is dat niet zo eerlijk, niet zo rechtvaardig, niet zo goed voor onze medemensen als datgene wat we niet kiezen.

De parabel van het onkruid in de tarwe is dus ook een beeld van onszelf. Ook in ons zit veel onkruid, en zelfs als we het echt niet willen zaaien steekt het dikwijls zijn kop op. Want wij zijn niet volmaakt, we gaan bijlange niet altijd de weg die we als christen zouden moeten gaan. We worden dikwijls afgeleid van die weg, want andere wegen trekken ons aan, we laten ons meeslepen door van alles, en dat is niet altijd het goede..

Gelukkig worden we daar niet altijd direct om veroordeeld. Niet door onze medemensen, niet door de staat,  niet door God de Heer. Dat komt heel sterk tot uiting in de eerste lezing. ‘Met veel zachtheid spreekt Gij uw oordeel uit en Gij leidt ons met mildheid en genade’, zegt Wijsheid over God de Heer. Hij is dus veel te goed, veel te zacht en veel te liefdevol om ons direct te veroordelen. Telkens opnieuw geeft Hij ons nieuwe kansen. Net zoals de heer in het evangelie. Die wil niet dat zijn knechten het onkruid uit de tarwe wieden, want dan trekken ze misschien ook de tarwe uit.

En bovendien, wie zegt er dat er van dat onkruid niet iets goeds kan komen? Misschien kan het gebruikt worden als veevoeder, of misschien kan het zo sterk vermalen worden dat het als meststof kan gebruikt worden. Ook dat sluit direct aan bij de werkelijkheid. Hoeveel mensen die de verkeerde weg zijn opgegaan keren niet op hun stappen terug om anders te worden, om geen fouten meer te begaan, om goed te zijn? Door God de Heer werden ze niet veroordeeld. Moeten wij dat dan wel doen?

Zusters en broeders, laat het oordelen maar over aan God de Heer. Hij kijkt veel verder dan wij, en zijn blik wordt niet verdoezeld door wrok, door eigenbelang, door zelfoverschatting, door eigen groot gelijk. Hij kan dus zien dat uit elk klein zaadje een sterke boom kan groeien, en dat gelijk welke gist met rare smaak heel goed gebak kan voortbrengen. Als ook wij zo proberen te kijken zal dat het Koninkrijk van Gods liefde en vrede alleen maar doen groeien. Amen.