De blik voor het weznlijke

Beste vrienden,

Het moet in mijn jeugdjaren toch wel erg in de mode zijn geweest. In elk geval herinner ik me nog zeer goed aan mijn crèmekleurige winterjas uit kameelhaar.  Hoe oud was ik toen? Vijf, misschien ten hoogste zes jaar? De foto’s van toen zijn al lang verbleekt, en toch krijg ik nog altijd dat beeld voor ogen wanneer ik het evangelie van vandaag hoor. Wanneer er daar verteld wordt dat Johannes een kameelharen mantel droeg, dan denk ik onwillekeurig aan mijn kameelharen mantel van toen. Dat is natuurlijk totale onzin. De kleding van Johannes de Doper heeft uiteraard niets te maken met die kameelharen winterjas uit mijn jeugd.

Maar wat kan ik eraan doen? Er zijn van die beelden die zo diep in uzelf gebakken zijn, dat ze altijd weer in u opkomen. Beelden zijn veel machtiger dan wat ook. Jullie zullen dat ook wel kennen. Wanneer we bepaalde verhalen horen, of wanneer er over bepaalde personen verteld wordt, dan komen er bij ons altijd weer dezelfde beelden naar boven.

Wanneer er over de figuur van Johannes De Doper wordt verteld moet ik bijvoorbeeld altijd aan de Johannes op het altaar van Isenheim in de Elzas denken – één van de mooiste afbeeldingen van Johannes überhaupt. Hij staat daar afgebeeld, gekleed in zijn kameelharen mantel en met een opengeslagen Bijbelboek in zijn linkerhand; met zijn rechterhand wijst hij naar de gekruisigde Christus. Anderen denken misschien aan de Johannes uit de verfilming van het evangelie door de onlangs in juni overleden Franco Zeffirelli, een film die bij velen de gebeurtenissen van toen in hun geheugen heeft geplaatst.

Hoe begrijpelijk en behulpzaam die beelden ook allemaal zijn, met de echte historische gebeurtenissen hebben ze al even weinig gemeen als mijn kameelharen jas met het kledingstuk dat Johannes toen droeg. Beelden zijn behulpzaam, maar ze houden je ook gevangen, en soms leiden ze onze blik ook af van het wezenlijke. Dat geldt vooral voor de Advent en voor de Kersttijd. Want die zijn overvol van beelden uit onze kindertijd.

Advent, dat zijn adventskalenders, adventskransen, kaarsen en bloemstukjes. Bij Kerstmis hoort de kribbe, de kerstboom met zijn vele kerstballen en lichtjes. Allemaal dingen die we koesteren en die voor ons belangrijk zijn, maar die met de echte gebeurtenissen in de advent en kersttijd ook even weinig van doen hebben als mijn kameelharen mantel met Johannes de Doper.

Zolang we het wezenlijke niet uit het oog verliezen is dat ook helemaal niet erg. Maar opdat dat niet zou gebeuren is het wel belangrijk om af en toe weer eens achter de dingen, achter die beelden te kijken. Daartoe zouden we de teksten weer gewoon zo moeten lezen zoals ze er staan, en de woorden gewoon op ons laten inwerken zonder dan direct weer bij de beelden te blijven hangen die ze in ons oproepen. In de Advent moeten we de tijd nemen om te beseffen dat die stal van Bethlehem helemaal niets met onze kribben van vandaag gemeen heeft, dat het in de kerstnacht toen helemaal niet koud was en dat er ook nergens sprake is van een os en een ezel. Dat er in de Schrift ook geen sprake is van koningen, maar van wijze mannen uit het oosten. Dat dus zo vele dingen die voor ons (terecht) allemaal onverbrekelijk bij Kerstmis horen, eigenlijk niet wezenlijk zijn voor het echte kerstgebeuren.

Bij Kerstmis gaat het immers om iets heel anders, daar gaat het om oneindig veel meer. Bij Kerstmis gaat het erom dat God zelf in onze wereld komt, dat Hij één van ons wordt, het gaat erom dat Hij in ons opnieuw geboren wil worden. En daar gaat het Johannes de Doper ook om. Dat is het belangrijke aan hem. Hij, de bijbelse Johannes, niet die uit de film en ook niet die uit mijn kinderlijke fantasie, vestigt onze aandacht op de Christus. Dat wil hij ons vandaag meegeven, dat is zijn boodschap: Keert u om, bereid u voor, maak de weg vrij voor de Heer die op een heel nieuwe manier tot bij jullie wil komen. Amen.